Task Force Uruzgan

Noël van Bemmel

Volkskrantverslaggever Noël van Bemmel bracht in 2009 het boek Task Force Uruzgan uit. In het kader van de ontwikkelingen in Afghanistan spraken wij met elkaar en vertelde hij over de totstandkoming van zijn boek.

Noël: Mij werd door de Volkskrant gevraagd de missie in Afghanistan, de grootste militaire missie sinds Korea, te gaan verslaan. Of eigenlijk: ik vroeg of ik dat mocht doen. Ik was zelf dienstplichtig militair geweest, een luitenant-waarnemer bij de 41-ste brigade – tegenwoordig heet dat geloof ik Joint Terminal Attack Controller. Dus ik ken het militaire optreden een beetje, het materieel waarmee ze werken, en ik begrijp wie wat zegt in de verbindingen; dus toen de operatie begon, heb ik tegen mijn baas gezegd: ‘Ik wil dit doen, want ik begrijp beter wat er gebeurt en ik ken veel van die  officieren uit mijn diensttijd.’ Niet veel later vloog ik met een Hercules mee naar Kabul.

Ter voorbereiding heb ik veel gelezen. Krijgskundige klassiekers over verzetsbestrijding, maar ook sociologische boeken over het soldatenvak en over wat oorlog met mensen doet. Ik las ook over een literair project in de Verenigde Staten tegen, waarbij bekende schrijvers workshops hadden gegeven op kazernes. Dat vond ik interessant. Ik ging embedded mee met soldaten in Uruzgan, en dat was nuttig, maar ik mocht niet mee met alle patrouilles. Ik kon slechts opschrijven wat ik meemaakte en wat militairen mij vertelden over wat ze eerder hadden gedaan. Ik miste veel. Toen dacht ik: waarom ga ik niet een stapje verder en nodig ik soldaten uit om zelf te schrijven?

Een belangrijke techniek in de journalistiek is ‘show don’t tell’: vat ontwikkelingen niet achteraf samen vanuit je studeerkamer, maar laat de lezer zelf ontdekken hoe dingen in elkaar steken. Dat doe je onder meer door hoofdpersonen zelf te laten vertellen. En je observaties slim te kiezen. Een stapje verder is: laat de hoofdrolspelers zelf schrijven.

Het was een journalistiek experiment waarvoor ik subsidie kreeg van het Stimuleringsfonds van de Volkskrant. En ik vroeg Henk Kamp (toenmalig minister van Defensie, red) het project zijn zegen te geven. Ik liet de bewindsman voorbeelden uit de VS zien en hij was meteen enthousiast. Ook de generaals steunden het schrijfproject en stonden toe dat ik flyers liet verspreiden op kazernes en bij militaire tehuizen. Het middenmanagement, de kapiteins en de majoors, vonden het helaas een minder goed idee en werkten mij tegen. Soms moest ik over hun hoofd commandanten gaan bellen.  In eerste instantie keken militairen de kat uit de boom. Om hen te verleiden, en om het project en literaire draai te geven, vroeg ik de schrijver Arnon Grunberg workshops te geven. Die was zelf ook in Kamp Holland geweest en reageerde meteen positief..

Het project kwam weifelend op gang. Met kleine groepjes (voornamelijk) officieren die beter wilden leren schrijven. We analyseerden samen soldatenverhalen van Ernest Hemingway, Jaroslav Hasek of Ernie Pyle. Grunberg las voor en gaf tips. Mooie middagen, maar nogal intellectueel. We misten de  geweerschutters, kanonniers of genisten die voorin waren geweest. Twee keer per jaar was ik in Uruzgan en daar vroeg ik bij ieder peloton aandacht voor het schrijfproject. Dit leverde uiteindelijk wel een brede groep deelnemers op. Wat mij daarbij opviel: het waren de echtgenotes en moeders die tegen teruggekeerde veteranen zeiden: ‘Ik wil dat je meedoet aan dat project. Als je er niet over kunt praten, schrijf er dan over.’ Ze hadden van ons gehoord via het televisieprogramma Nova dat een reportage had gemaakt. In de praktijk kwam het erop neer dat ik koffie ging drinken bij een militair thuis die dan vertelde over zijn hele uitzending: van voorbereiding tot de adaptatiedagen op Kreta.

Na afloop legde ik uit: ‘Oké, dat is allemaal heel interessant, maar als je een leesbaar verhaal wilt schrijven, moet je kiezen; je moet – zoals journalisten zeggen – piketpalen slaan.’ Dan stelde ik bijvoorbeeld voor: ‘Waarom schrijf je geen verhaal over het moment waarop je de spullen van je gesneuvelde slapie in de wooncontainer moet inpakken. Kies de voorwerpen zo uit, dat de lezer via anekdotes en herinneringen de gesneuvelde soldaat leert kennen. Dan wordt vanzelf duidelijk wat hij voor jou betekende.’ Of ik adviseerde te schrijven over de vooroordelen waarmee je een uitzending begint, totdat je vriendschap sluit met die sympathieke Afgaan op de wasserette van Kamp Holland. Vaak vonden militairen mijn suggesties eerst niks, liever schreven ze een chronologische verslag van hun uitzending, maar dan zei ik: leuk voor jezelf, maar niet geschikt voor een boek.

Uiteindelijk selecteerde ik met Arnon Grunberg bijna veertig verhalen die we geslaagd vonden. Daar zaten grappige stukken bij, zoals die van een geestelijk verzorger die schrijft dat hij nooit de poort uit durfde en opkeek tegen collega’s die echt gevaar liepen. Maar vlak voor terugkeer in Nederland struikelt de dominee tijdens het joggen, zodat hij in Eindhoven met een bloedend verband op zijn hoofd wordt binnengehaald als actieheld. Aangrijpend is het verhaal van vier geweerschutters die urenlang rondsjouwen met een Talibanstrijder met vijf kogels in zijn lichaam. De jonge soldaten geven de gewonde hun morfine en discussiëren of ze de man niet beter door zijn hoofd kunnen schieten. Hoe humaan is het oorlogsrecht? Uiteindelijk bloedt de Talibanstrijder dood in hun armen, een aangrijpend en belangrijk verhaal dat waarschijnlijk nooit de openbaarheid had gezien zonder dit schrijfproject.

Bij de presentatie van het boek Task Force Uruzgan riep staatssecretaris Jack de Vries, die het eerste exemplaar in ontvangst nam, ‘dit is zo’n belangrijk boek, ik koop de hele oplage als kerstgeschenk voor onze militairen in Afghanistan. Uiteindelijk zijn er zes drukken verkocht. De opbrengst ging – zoals beloofd – naar een goed doel. Ik koos voor een opleiding in Tarin Kowt voor jonge Uruzgani die journalist willen worden. Mijn hoop was dat ik op termijn hun reportages weer zou kunnen afdrukken in de Volkskrant. Helaas werd hun leraar – een lokale radiojournalist die onder meer voor de BBC werkte – op hun eerste lesdag doodgeschoten door Amerikaanse soldaten. Per ongeluk, zo meldde het Pentagon een jaar later na een onderzoek dat door ons en de BBC was geëist.

Uiteindelijk kregen de cursisten een training in Kabul. Ik ben benieuwd hoeveel van hen nog leven en ook zijn gaan schrijven. Ik was eind 2020 weer even in Uruzgan voor de Volkskrant, tien jaar na het vertrek van de Nederlandse militairen, maar ik had helaas geen tijd om dat uit te zoeken. Mijn focus lag op de grotere ontwikkelingsprojecten die Nederland daar heeft neergezet.’

Volkskrantverslaggever Noël van Bemmel in Afghaanse outfit tijdens een reportage in Tarin Kowt, Uruzgan, okt. 2020

Noël van Bemmel (1967)
Journalist de Volkskrant
(voormalig reserve kapitein van de landmacht)

Tekst: Marco Stroo / Noël van Bemmel
Foto’s: Mediatheek Noël van Bemmel

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *