Onderofficier en pantserinfanterist in hart en nieren

Overpeinzingen

De Krijgsmacht in het algemeen, en de Landmacht in het bijzonder, is een organisatie waar van huis uit mensen ingedeeld zijn in categorieën. Dat kan erg negatief uitgelegd worden, maar kan net zo makkelijk ook juist in een heel positief daglicht gesteld worden. Binnen een organisatie waarin onderofficieren de categorie is die overal precies tussen in valt, is het van belang om je daar wel senang bij te voelen. Anders wordt het een drama en kun je nooit genieten van de zaken die je binnen je categorie kunt bereiken. De rol van onderofficieren is van huis uit om de verbinding te vormen tussen de leiding, die aangeeft wat we gaan doen, en de mannen en vrouwen die daadwerkelijk het zware werk doen. Daar leiding aan geven, voorbeeld voor zijn en zorgen voor het juiste niveau is geen baan maar een roeping. Als het dat niet is, is het niet op te brengen. Dan blijft er altijd wrijving ontstaan op de raakvlakken tussen de categorieën. Als onderofficier wil je niet werken voor een baas, maar wil je een team vormen waarmee je de ultieme doelen kunt bereiken. En in dat team zitten dan alle drie de categorieën, elk met hun eigen rol en positie.

Om klaar te zijn voor de rol van onderofficier is het noodzakelijk om vanaf het begin die focus te hebben. In mijn optiek is horizontaal instromen, maar ook doorstromen vanuit de categorie manschappen en doorstromen naar de categorie officieren in eerste instantie niet de beste optie. Voor alle duidelijkheid: een soldaat of korporaal kan prima doorstromen naar de onderofficiersrangen, maar niet als hij of zij al te lang is gevormd in die categorie. Het onderofficiersschap moet zo vroeg mogelijk worden gevormd. Vorming als militair is door de jaren heen erg goed door ontwikkelt, maar dat is slechts de bouwsteen nodig voor alle Landmachters. Vorming van onderofficieren gaat verder. Naast de Doorlopende Leerlijn geven de verschillende ervaringen ook invulling aan de ontwikkeling van onderofficieren, waar negatieve, beter gezegd minder positieve ervaringen ook bij helpen. Dat ik zelf in de onderbouw met enige regelmaat minder positief was over de wijze waarop ik als jong onderofficier door Nederland rondgestuurd werd, heeft me uiteindelijk toch ook veel geleerd. Door in de onderbouw minder invloed te hebben op die zaken werd duidelijk dat ik eigenlijk op elke werkplek en in elke verschillende soort functie prima kon functioneren. Ook al had ik zelf voorkeuren, door het moeten functioneren op de verschillende niveaus en in de verschillende delen van de landmacht bouwde ik een referentiekader op dat steeds weer zorgde voor verbeteringen.

Door de jaren heen veranderde de Krijgsmacht vooral ook van binnen. Een goed voorbeeld van de veranderingen zien we bij de rol van instructeur: Leerde ik in 1978 de techniek van Plaatje-Praatje-Daadje, later werden dat de Didactische Kernvragen en Kerngedragingen. Nog veel later werd er de overstap gewaagd naar Beroeps Gericht Opleiden en Taakgericht Trainen. Allemaal mooie benamingen, maar voor mij als militaire instructeur veranderde er eigenlijk niet echt veel; ik moest nog steeds goed boven de stof staan, de stof goed over kunnen brengen en kunnen differentiëren omdat nu eenmaal niet iedereen even snel leert.

Wat heeft mij het meest gevormd, vroeg ik me af. Vooral tijdens mijn Burn-out heb ik daar lang over na kunnen, en moeten, denken. Het is de combinatie van ervaringen, voorbeeldgedrag en vaststellen dat je verandert. Ik ben in de gelukkige omstandigheid geweest om door de jaren heen mensen om me heen te hebben gehad die me met grote regelmaat een spiegel voorhielden. En dat waren zeer zeker niet alleen de mensen die verantwoordelijk waren voor mijn begeleiding, maar heel vaak ook de mensen waar je mee samen werkte of waar je verantwoordelijk voor was. Feedback van je eigen personeel is altijd beter als die van commandanten die je slechts af en toe ziet.

Door de jaren heen ontwikkel je als onderofficier een aantal competenties die er vervolgens voor zorgen dat je kunt bereiken wat je wilt. Vanaf het begin had ik een vrij goed idee waar het allemaal toe moest leiden, al was de scope in het begin natuurlijk heel anders dan later. Zo was sergeant der eerste klasse worden een eerste echte mijlpaal, omdat daarmee zichtbaar was dat je geen dienstplichtige was. Maar veel belangrijker was dat je meer verantwoording kreeg, waar je natuurlijk wel mee om moest kunnen gaan. Voor mijn gevoel was ik in het begin van mijn loopbaan een stuk minder flexibel, en was het ook noodzakelijk om daarin te verbeteren om de volgende stappen te kunnen zetten. Toen ik door kreeg dat je verder kwam door initiatieven te nemen, creatief te zijn en te durven, kreeg ik ook meer vertrouwen van mijn leidinggevenden. En maakte het ook minder uit als het een keer niet helemaal goed ging. Immers, ik leerde er van, en zorgde dat de eventuele schade beperkt bleef en nooit ten koste ging van de mensen waar ik verantwoordelijk voor was, of me verantwoordelijk voor voelde.

Door de jaren heen ontwikkelde ik een stuk visie, die noodzakelijk was om niet op enig moment een pas op de plaats te moeten maken. In de bovenbouw merkte ik dat ik steeds meer zicht kreeg op datgene dat er volgens mij moest gebeuren om de rol en positie van de onderofficier goed boven water te houden. Terwijl juist in die periode de Krijgsmacht in zwaar weer zat en er een neiging was om maar datgene te doen wat slechts een korte termijn succes diende. Een goed voorbeeld daarvan is het verlies van de van Hornekazerne in Weert als Bakermat van de onderofficier. Ondanks dat een Bakermat geen geasfalteerd plein is, maar is iets dat je in je ziel kunt voelen was het besluit om de KMS te laten verhuizen een grote miskleun. In een periode van bezuinigingen leek het een oplossing voor met name een financieel probleem, maar een voorstel om dat ook met het Kasteel en de KMA te doen werd heel snel weggelachen. Terwijl dat veel meer geld opgeleverd zou hebben! We hebben ons daar gewoon laten ringeloren en hadden veel meer tegengas moet geven.

Een van de zaken die vooral op latere leeftijd gevormd heeft is het omgaan met sneuvelen van collega’s. Iets waar ik voor mijn gevoel niet voldoende op voorbereid was, al ging het uiteindelijk allemaal wel goed. Blijkbaar waren de eerder opgedane ervaringen voldoende om er op dat moment mee overweg te kunnen en te zorgen voor een perfecte uitvoering van bijvoorbeeld een uitvaart. Het feit dat je weet dat je geen tweede kans krijgt helpt daar zeker bij. Maar het blijft een zwarte bladzijde, je wilt gewoon niet meer aan de keukentafel zitten met een moeder die net te horen heeft gekregen dat ze haar zoon of dochter heeft verloren in een ver land.

Een niet te onderschatten factor van invloed is het thuisfront. Zonder mijn echtgenote had ik nooit zo ver kunnen komen. En het maakt nog al veel verschil in welke levensfase je je, samen met je partner of gezin, bevind. Nog te veel wordt er gekeken naar rang of plaats die je inneemt in de doorlopende leerlijn. Dat kan alleen maar goed gaan als het thuisfront daar ook faliekant achter staat. Om het eerlijk te zeggen ben ik dat veel te laat gaan beseffen. Ik begreep de impact van kinderen pas toen ik kleinkinderen kreeg, en compenseer daarbij soms ook wel de weinige aandacht die ik aan mijn eigen kinderen heb geschonken. Dit was meestal het gevolg van het stellen van prioriteiten, die vrijwel altijd uitkwamen bij het werk. Pas op veel latere leeftijd begon ik te beseffen, en te zeggen tegen anderen, dat je werkt om te leven, en niet leeft om te werken. Maar de eerlijkheid gebied me te zeggen dat het in de praktijk de eerste 30 jaar van mijn loopbaan er wel zo uit heeft gezien. Dat neemt niet weg dat je niet alles voor je werk over mag hebben, alleen moet alles wel in verhouding zijn en blijven. Vandaar ook mijn mening om veel meer te kijken naar de levensfase van een militair als het gaat over bijvoorbeeld de momenten van overplaatsing. Ik denk dat je als jong kaderlid nog best wat vaker verder van huis af kunt zijn, en zelfs wat vaker op verschillende plaatsen ervaring op kunt doen. Maar als er noodzaak is om vaker thuis te zijn moeten we daar als organisatie rekening mee kunnen houden. Vaak kan het een periode daarna weer wel en kan men op die manier dus ook veel meer in het werk stoppen, zonder nadelige gevolgen voor de thuissituatie. En daarmee kan een militair dan ook veel bewustere keuzes maken. Zo kan de thuissituatie de reden zijn om voorlopig geen tijd te hebben om door te ontwikkelen, en bijvoorbeeld in een DACO traject in te stappen. Want bij dat soort keuzes weet je vooraf al dat er meer tijd in het werk gaat zitten. Als onderofficier krijg je niet de gelegenheid om even zonder organieke functie op je gemak aan je competenties te werken, dat is altijd parallel en gelijktijdig. En als je niet uitkijkt trekt dat dan direct een wissel, op de organieke werkzaamheden of op de verstandhouding thuis. En in het slechtste geval op beiden.

Uiteindelijk heb ik de prijs betaald voor het maken van verkeerde afwegingen. Ik had uiteindelijk gewoon te veel van mezelf en mijn omgeving gevergd. En dat gebeurde eigenlijk op een moment dat ik voor mijn eigen gevoel er niet eens zo hard hoefde te trekken. Er is nogal verschil in veel van jezelf vragen als jonge sergeant of veel van jezelf vragen als senior onderofficier. Als jong kaderlid moet je naar mijn mening wel degelijk alles van jezelf vergen en tot het uiterste gaan. Alleen dan kun je bereiken wat je wilt. Dan is het van groot belang om je achterban ook optimaal te hebben. Ik heb het geluk gehad dat dat altijd goed voor elkaar was, al heb ik daar zelf misschien niet altijd aanleiding toe gegeven. Jacqueline gaf haar werk op om mee naar Biddinghuizen te verhuizen! Ik weet wel dat de tijd toen anders was, in de huidige tijd is dat allemaal niet meer doenbaar. Daarom mogen we ook niet al te veel vergelijken met de goeie ouwe tijd, want ook toen hadden we onze uitdagingen en teleurstellingen.

Het laatste decennium was qua algemene omstandigheden niet het allermooiste. De bezuinigingen trokken een diep spoor, en niet alleen qua materiele inzetbaarheid en personeelsbezettingsgraad. Het deed vooral ook iets met mijn gevoel. Ik betrapte me er op dat ik plots niet meer zo standaard achter alle beslissingen van de hogere legerleiding stond. Ik merkte dat ook ik niet meer het vertrouwen had, dat eerst zo vanzelfsprekend leek. Allerlei kleine rafelige randjes leverden op termijn gewoon een echte scheur op. En dus werd ook de immer positieve adjudant langzaam een zure ouwe stip. En ik merkte dat ik dat ook openlijk kenbaar maakte, heel anders als die jaren daarvoor. Dat we op enig moment van krimp naar groei gingen bracht vanzelfsprekend ook zijn eigen problemen met zich mee. Iedereen (met name in de top) riep dat het geld tegen de plinten omhoog klotst, maar als je op de werkvloer iets nodig had hoorde je misschien nog wel vaker als vroeger nee. We moeten er aan wennen, net zoals we gedwongen worden om ouwerwetse procedures af te schaffen en op een modernere manier naar de omgeving kijken. Toen ik de eerste keer voor vast een aantal uren thuis ging werken, en lees- en schrijfwerk opspaarde voor de vrijdagochtend vond ik dat heel modern. Inmiddels zie ik voor verschillende omstandigheden nog veel meer mogelijkheden. Zoiets kan dan weer van pas komen in de verschillende levensfasen. Al kost het wel een extra stuk discipline, dus vorming wordt eigenlijk alleen maar belangrijker. Alleen op die manier kunnen we zeker stellen dat we er zo veel mogelijk uithalen.

De hamvraag is natuurlijk of ik persoonlijk van mening ben of ik er alles uitgehaald heb wat er mogelijk was. Ik weet zeker dat dit het geval is. Je kunt zoiets niet afmeten aan rang of functie. Dus het is zeker niet zo dat je niet geslaagd bent als onderofficier als je geen stafadjudant bent geworden, of geen Landmachtadjudant. Bij de Luchtmacht gaan er relatief veel meer onderofficieren met FLO in de rang van Sergeant Majoor. En ook die mensen kijken met een goed gevoel terug. Vaak zijn bewuste keuzes daar de oorzaak van.

Persoonlijk merk ik met name tijdens de overgang van militair naar burger dat ik met een heel goed gevoel terug kijk. Geen zwart gat, no hard feelings, sans rancune. Sterker nog, ik kan nu prima functioneren, eigenlijk alleen maar door de opgedane ervaringen, het opgebouwde netwerk en de arbeidssatisfactie die ik door de jaren heen heb ontwikkeld. In plaats van met de leeftijd van 55 jaar met Functioneel Leeftijds Ontslag kreeg ik er, eenzijdig, 3 jaar bij. Die drie jaar voelden echt als langer mogen werken. Dat bracht overigens wel met zich mee dat de vraag of ik wilde kiezen voor de nieuwe diensteinderegeling (nog eens 4 jaar extra) zonder met de ogen te knipperen met nee beantwoord werd. Ik had immers al lang genoeg alles gegeven.

Had er nog meer ingezeten? Nee, de eerlijkheid gebied me om te zeggen dat dit echt wel het maximum was. En de vraag is ook; wat is meer? Meer in de vorm van functies op hoger niveaus? Mijn competenties wijzen duidelijk uit dat er voor mij geen politiek correcte functies mogelijk zijn, daar kom ik zelf in de problemen, en breng anderen zeker niet wat ze mogen verwachten. Meer in de vorm van uitloopofficier? Men had mij niet ongelukkiger kunnen maken. Onderofficier worden was een bewuste keuze, onderofficier blijven was nog veel bewuster. Meer in de vorm van langer? Nee, dit was een ideaal moment om niet verder door te gaan.

Na 40 jaar was het einde mooi, en leverde langer doorgaan als militair voor niets of niemand meer voordelen op. Dat ik daarna door kon en mocht gaan binnen het inmiddels eigen gemaakte eigen vakgebied van countering UAS, was een welkome verrassing, maar geen must. Anders was ik gewoon iets anders gaan doen. Als onderofficier ben je nu eenmaal niet gelukkig met niets doen. 20 Uur werken is nog net te combineren met alle hobby’s, dus voorlopig krijgen de kleinkinderen, de honden, het Regiment en alle andere zaken meer dan voldoende aandacht. En mijn achterban zorgt er wel voor dat ik geen 40 uur werkzaamheden in 20 uur stop.

Ik ben van mening dat mijn verhaal niet op zichzelf staat. Bijna elke onderofficier kan een dergelijk verhaal opdissen. Eenieder met zijn eigen bijzonderheden, hoogte- en dieptepunten. Ik denk ook dat velen buiten de Defensieorganisatie, maar zelfs ook daar binnen, niet weten hoe intensief het leven van onderofficieren is. Daarom heb ik mijn verhaal opgeschreven en heb ik geprobeerd duidelijk te maken wat je allemaal kunt bereiken als onderofficier in de Landmacht.

4 antwoorden
  1. Remko buijsmann
    Remko buijsmann zegt:

    Mooie blog! Alle delen gelezen. Respect hoor. En leerzaam om te lezen voor een jonge senior onderofficier. Groet Remko
    Voor elkaar, altijd!!

    Beantwoorden
  2. John Schreurs
    John Schreurs zegt:

    Een mooie bespiegeling van 40 jaar onderofficier, Marijn. Dank voor de vele herkenbare situaties in alle blogs, ook al hebben we een verschillend wapen/dienstvak en een andere loopbaan gekozen. Zeker deze blog is scherp in de analyse, ik herken het afwegen van belangen (en vaak de kant van de baas op), de kentering van vertrouwen en het minder gevoel hebben bij politieke correctheid. Ik “mag” nog een jaar of 5 (ODer) en ik heb me voorgenomen inderdaad niet verzuurd weg te stappen. Maar alle eerdere ervaringen en vaak nieuwe oplossingen (vaak oude wijn in nieuwe zakken) dragen daar niet altijd aan bij. Wat daarbij wel helpt is het kunnen leiden en ondersteunen van onze nieuwe collega’s. Zij verdienen een goed voorbeeld, net zoals wij dat kregen in ‘onze’ tijd.

    Beantwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *