Brothers in arms – deel 1

Begin maart 2010 was het dan toch zo ver, ik ging met een van de eerste rotaties in de richting. Al op Minhad (Camp Mirage) waar we kort verbleven voor de overstap op de Hercules naar Kandahar, bleek niet alles vlekkeloos te verlopen. Zo waren er behoorlijk wat persoonlijke spullen van de mariniers niet op de juiste locatie, en mocht niet alles mee in de volgende vlucht. Sommigen hadden daardoor niet eens meer een tandenborstel. Een van hen, Korporaal der Mariniers Jeroen Houweling, sprak me hierop aan. Ik heb voor hen geprobeerd zo veel mogelijk te regelen, maar voor het grootste deel kwam het erop neer dat ik ze vooral kon beloven dat ze de noodzakelijke aankopen konden declareren zodra we in Tarin Kowt gesetteld waren. Jeroen was in ieder geval blij dat hij me er op aangesproken had, en ik was blij dat hij de weg naar zijn BattleGroup adjudant had gevonden. Hoe zuur was het dat onze paden later weer kruisten.
De eerste dagen in Tarin Kowt gingen sneller voorbij dan ik me had kunnen voorstellen. Er was de hele dag wel werk, en anders vond ik zelf wel wat. Nadat iedereen een beetje zijn draai gevonden had werd het voor mij tijd om ook naar de eenheden buiten Kamp Holland te gaan. De eerste reis is naar Combat Out Post (COP) Tabar, waar de mariniers hun intrek hebben genomen. Nadat ik met al mijn uitrusting vanaf het heliveld de base op liep en bij de CompagniesCommandant (CC) binnenging vroeg die zich af wat ik kwam doen. Nou, zei ik, controle, de BataljonsCommandant (BC) stuurt me. ‘Vanmiddag gaat er een logistiek konvooi, en jij zit er op’, zei hij direct! Vijf dagen later moest hij toen erkennen dat het best meeviel, hij noemde me inmiddels bij de voornaam en vond het helemaal oké dat ‘ze mijn rugzak niet hadden hoeven dragen’ tijdens de voetpatrouilles die ik meeliep. Ik had echter wel gezien dat er een groot verschil was tussen het verblijf op Kamp Holland en COP Tabar. Bijvoorbeeld de voeding waarvan in Tarin Kowt schijnbaar altijd van alles te veel was, en je op de buitenpost gerantsoeneerd kaas en boter kreeg. Ik heb geprobeerd hierin verandering aan te brengen, maar dat ging maar mondjesmaat. Gek hoor. Overigens was dit nooit een reden voor de mariniers om te klagen, zeer zeker niet.
De volgende reisbestemming was Deh Rawod, naar onze eigen Charlie compagnie. Goed om te zien dat ook deze compagnie zijn taken goed had opgepakt. Omdat ik een paar dagen bleef kreeg ik een slaapplek toegewezen in ‘detainee facility’. Dat beviel me zo goed dat ik bij alle volgende verblijven hier weer introk. Al snel kon ik mee op een aantal patrouilles, zodat ik kennis kon maken met de omgeving maar ook kon zien hoe we een jonge, relatief onervaren, luitenant opzadelden met ongeveer 60 personen en meer dan 12 voertuigen in een Combat Arms Team (CAT).

Bij alle voorgaande uitzendingen had Jacqueline nooit actief deelgenomen aan activiteiten die voor de achterban georganiseerd werden. Blijkbaar was deze uitzending ook voor haar anders, en ze werd actief lid van het ThuisFrontAfdeling (TFA) 13e Brigade. Veel meer betrokken dan eerder en daardoor veel beter op de hoogte.

Net terug op Tarin Kowt met de Black Ring (helikopter verplaatsing) werd ik geconfronteerd met een alarmbericht . Snel naar de Operationsroom (Ops) van de BattleGroup waar ik werd ingelicht over de IED strike op een voertuig van onze Mariniers. Bij controle van de trigrammen zag ik dat er een bekende van me bij zat, Jeroen, van de tandenborstels. Bij het sein Wheels Up van de Medevac ben ik snel richting Role 2 gegaan, om daar, conform de afgesproken procedure, de opvang van onze gewonden mee te coördineren. Bij aankomst van de heli en overdracht met behulp van de ziekenauto was eigenlijk al te zien dat er weinig meer te doen was voor Jeroen. Ik heb snel gezorgd dat hij wapenvrij de Operatiekamer in kon. Mariniers hebben namelijk de gewoonte altijd wat meer wapens bij zich te hebben dan in eerste instantie lijkt. Terwijl de Flight Nurse, een mannelijke US collega, bleef reanimeren. De doktoren waren al heel erg snel gereed in de OK en zo kon ik met het trieste nieuws naar de Ops terug. Daar hoorde ik dat ook een tweede marinier het niet had gered en de derde onderweg was om geopereerd te worden. Even later heb ik samen met de CSM van de marinierscompagnie de identificatie van Jeroen gedaan. De uren daarna vlogen voorbij en gingen vooral op aan regelen van allerlei zaken met betrekking tot het terugverplaatsen van de stoffelijk overschotten. Ik ben onder de indruk geraakt van de professionele werkwijze van twee militairen waarvan ik het bestaan niet eens wist. Zij waren verantwoordelijk voor het afleggen van de lichamen van Marc en Jeroen. Ongelooflijk hoe zij in stilte hun werk deden. De BC had besloten dat ik, samen met een delegatie van de mariniers met de stoffelijk overschotten naar Nederland ging. Dit diende een tweeledig doel. Allereerst was het onze manier om aan te geven hoe belangrijk we het vinden om de overdracht aan de nabestaanden goed te laten verlopen en anderzijds was het om de directe collega’s tot steun te kunnen zijn. De nacht voor de afscheidsdienst in Tarin Kowt ben ik midden in de nacht wakker geschrokken omdat ik dacht dat de Nederlandse vlaggen op de kisten verkeerd lagen. Dus snel aangekleed en er ter plekke achter gekomen dat ik het toch allemaal goed had geregeld. De volgende dag de herdenkingsdienst en Rampceremonie. De Hercules vloog, met mij in de cockpit voor de broodnodige navigatie, laag over COP Tabar waar de complete compagnie stond aangetreden, wiegend met de vleugels als eerbetoon. Via Kandahar, met wederom een Rampceremonie vlogen we door naar Camp Mirage. Gelukkig was daar een andere Bedrijfsmaatschappelijk werker (BMWer) ingevlogen, want ik had al moeite moeten doen om de mariniers weg te kunnen houden bij de BMWer van dienst die in Kandahar werd toegevoegd en in hun, en mijn, optiek zich absoluut niet opstelde zoals je van een BMWer mag verwachten. Op Camp Mirage kreeg ik het verzoek of we een behoorlijk grote club gestrande commando’s mee konden laten vliegen met de KDC10 naar Nederland. Het is niet gebruikelijk om mensen mee te laten vliegen met een vlucht speciaal bedoeld voor transport voor stoffelijk overschotten. Maar het is ook niet gebruikelijk om mensen in een ver buitenland te laten wachten op ‘Maybe Airlines’. Met de nieuwe BMWer even gecheckt of we in Eindhoven konden deconflicteren. Niet handig om allerlei achterban met spandoeken en toeters op het balkon te hebben bij aankomst. Ik denk dat we daar een goed stukje mensgerichtheid hebben laten zien. Met mijn eerdere ervaringen met Azdin in het achterhoofd wist ik in ieder geval wat ons allemaal te wachten stond. Ik kon daardoor onze mariniers goed voorbereiden op de confrontatie met de nabestaanden. Bij aankomst hebben we nog even snel de vlaggen op de kisten gewisseld, ze waren toch wat vies geworden van de spanbanden. Goed dat ik nog steeds rondliep met rode, witte en blauwe punaises in mijn rugzak. Na de daadwerkelijke overdracht viel er een last van mijn schouders, en vloeiden er bij mij wat tranen bij het weerzien met mijn echtgenote. Die stond, vanuit haar functie in de TFA om de hoek in de hangaar. Je weet wel wat ze altijd zeggen; ‘gevoel is een emotie, en emotie kun je uitschakelen’, en dat klopt tot op zekere hoogte ook zeker. Ook bij deze gelegenheid weer even met generaal van Uhm gesproken, die nog veel beter emotie kon uitschakelen dan wie ook. De volgende dagen waren er van veel reizen, van thuis naar Hoorn, Groningen en Utrecht. Met heel veel verschillende ervaringen. Ook nog even bij de familie van de gewonde marinier geweest, die op dat moment nog niet in Nederland was. Bij een enkele gelegenheid wist ik me omsingeld door louter mariniers, waarbij al snel de opmerking ‘wie is die pleun, wat doet die hier op dit moment?’ hoorbaar was. Gelukkig werd ik door de sergeant die meegereisd was ontzet en werd er aangegeven dat ik erbij hoorde, en oké was. Over cultuurverschil gesproken. Na een aantal emotionele dagen en ‘In the Jungle’ tijdens de plechtigheid van Jeroen was het weer tijd voor afscheid nemen. Dat valt in een dergelijk geval extra zwaar, maar goed, het hoorde er wel weer bij.
Terug in Uruzgan was de eerste prioriteit wederom een bezoek aan COP Tabar. Bijpraten met de compagniestaf en mee op patrouille met de club van Jeroen en Marc. De volgende halte werd, bijna als vanzelfsprekend Forward Operation Base (FOB) Mirwais, waar onze luchtmobiele compagnie de scepter voerde. Frequent Flyer Airmiles sparen ging prima, helaas was Maybe Airlines niet altijd bij de les, maar dat was bijzaak. In de omgeving van Chora onderging ik een behoorlijke metamorfose, zo anders was deze omgeving. De Green was om de 200 meter doorsneden met waterloopjes, dus elke patrouille minimaal een aantal keren natte voeten. Helaas gebeurde ook hier soms minder leuke zaken, zoals de keer dat iemand zijn been brak door een val van de Patria tijdens het wachten op de voetpatrouille. Afvoer per Medevac, waardoor we wederom konden zien dat de gehele medische afvoerketen goed in elkaar stak, maar ook dat we dat soort zaken goed en vaak hadden geoefend. Ook hier opvallend dat het overigens prima eten op deze FOB schril afstak ten opzichte van het overvloedige eten van Kamp Holland. Bij terugkeer heb ik hier aandacht aan besteed, met name ook met de TFU adjudant (TFU = Task Force Uruzgan, waar de Battlegroup deel van uit maakte). Maar echte resultaten heb ik wederom niet kunnen bereiken. Het was ook niet de bedoeling om op Kamp Holland dan maar te minderen, maar ik hoopte wel dat ik de ogen opende van de mensen op dat niveau om af en toe wat meer te doen voor de buitenposten.
Ik heb geprobeerd om de bezoeken aan de verschillende bases zowel aandacht te besteden aan de verschillende mensen op de base, als zo veel als mogelijk mee op patrouille te gaan. Daarbij besefte ik maar al te goed dat ik niet net zoals de infanteriepelotons, dag in, dag uit, de poort uit ging. Ik kreeg stukken meer rust dan de gemiddelde infanterist. En ondanks dat merkte ik dat ik ook wat kilo’s kwijt begon te raken. Natuurlijk deed ik tijdens de avonden, zowel in Tarin Kowt als op Deh Rawod, iets om de conditie op peil te houden. Normaliter was ik niet zo’n voorstander van sporten op apparaten maar de temperatuur liet niet veel anders toe. En de hometrainers konden gewoon naar buiten, om in de zon lekker kilometers te maken. De ‘Wall of Pain’ in Deh Rawod was wel lekker buiten, en de goed gekozen naam liet niets te wensen over. Ik kreeg steeds meer ritme, onafhankelijk van op welke base ik verbleef.
Behalve mee op patrouille ging ik ook een aantal keer mee met de Quick Reaction Force (QRF), waarbij natuurlijk veel minder doelgerichte voorbereidingstijd beschikbaar was. Hier kwam met name het Junior Leadership goed uit de verf. Naast de genisten en waarnemers, die we natuurlijk altijd wel in de omgeving hebben, reden en liepen er nog veel meer mensen met de patrouilles mee. Zo dus ook de geneeskundige afvoer, tolken en PsyOps personeel. Al deze enablers vielen nu wel onder de verantwoordelijkheid van de PC, waardoor zijn span of control behoorlijk uitgebreid was.  Niet alleen de PC die een veelvoud van personeel en voertuigen aan te sturen had. Maar ook de flexibiliteit van de groepscommandanten die plots geconfronteerd werden met allerlei extra taken werd danig op de proef gesteld. Met name tijdens een QRF inzet, waarbij haast eigenlijk nooit een goede reden was, maar altijd eigen troepen dusdanig klem zaten dat er wel degelijk tijdsdruk was. Er was zeker ruimte voor participatief leiderschap, maar soms was het ook echt gewoon directief. Ik was onder de indruk van onze, vaak jonge en onervaren, kaderleden, die in de meest penibele situaties toch het hoofd koel hielden. En niet schroomden om, ondanks hun eigen jeugdigheid, oudere collega’s duidelijk te maken wie er de aan de touwtjes trok. Ook in de richting van de bevolking heb ik nooit gezien dat kaderleden daar moeite mee hadden, al zal bij hen regelmatig het gevoel zijn opgekomen dat ze daar onvoldoende op voorbereid waren tijdens de voorbereiding.

Al tijdens de eerste periode kregen we het verzoek om iemand af te vaardigen naar de Midterm dag van het thuisfront. Binnen de driehoek hebben we besloten dat ik daarvoor de meest aangewezen persoon was. Ten opzichte van de BC en PBC had ik een veel vrijere rol, waardoor ik veel vaker niet dan wel op Kamp Holland was. Daardoor kon ik ook wel een dag of 4 gemist worden, want dat kost het gemiddeld om even voor een dagje aanwezig te zijn bij de Midtermdag. Persoonlijk had ik wat minder zin, want ondanks dat het betekende dat ik mijn eigen thuisfront ook weer even zag, betekende het ook alweer afscheid nemen. En ik had al een extra keer afscheid moeten nemen met het sneuvelen van onze mariniers. Maar goed, het besluit werd gezamenlijk genomen en ik ging me voorbereiden. Het moest een leuk en eerlijk verhaal zijn, in een zaal met ongeveer 500 ouders, kinderen, vrienden en vriendinnen. Powerpoint gemaakt, met behulp van foto’s en filmpjes die vanaf de verschillende bases naar me toe gestuurd werden. Met de DASHT (type vliegtuig) naar Kandahar, daar een paar uur slapen en net op tijd wakker gemaakt door de ContCo adjudant! Vreemd om bij het inchecken net als op een civiele luchthaven de bagage door de scan te moeten doen, waarbij de Engelse militair iets vreemd opmerkte en me dus mijn tas liet openmaken. Hij schrok behoorlijk bij het zien van mijn ‘badboy-stick’ (functiestok BA) en wilde vervolgens alles voor me regelen. Ook de drugs honden die reageerden op blijkbaar achtergebleven Poppy geur op mijn gevechtskleding was plots geen probleem meer. Met een Canadese Hercules naar Minhad waar mijn pistool en munitie ingeleverd werden bij de Basisadjudant, bij gebrek aan een wapenkamer voor doorreizigers. Met een KDC-10 naar Eindhoven, in een zo goed als leeg vliegtuig. Laat in de avond weer thuis, bij mijn eigen achterban. De volgende ochtend samen met Jacqueline, die immers deel uitmaakte van de TFA, naar Kalkar, om daar de MidTermdag op te leuken met mijn aanwezigheid. Vreemd om daar te zijn, terwijl mijn gevoel me zei dat ik in Uruzgan zou moeten zijn. Na de ochtend doorgebracht te hebben met allerlei collega’s die samen met de TFA zorgden voor deze prima dag, was ik na de lunch aan de beurt voor mijn presentatie. Echter… net voordat ik het podium opstapte werd ik door de
BrigadeCommandant 13e Brigade, Generaal van de Laan, gewenkt dat ik moest wachten en dat hij met me wilde overleggen. Vreemd. Maar ik kwam er snel genoeg achter, de generaal wond er geen doekjes om; er is iemand van je bataljon gesneuveld, Marijn, dus we moeten even wat zaken controleren. Tijdens een QRF inzet was de MB waar Luc Janzen in zat op een Improvised Explosive Device (IED) gereden waarbij hij, samen met een Franse kapitein en een tolk, sneuvelde. Ook de OPC van het peloton raakte hierbij zwaargewond. We wisten natuurlijk niet of de ouders van Luc Janzen aanwezig waren en of de achterban van Remy aanwezig was. Na deze controle kon ik het podium op, waarbij maar weer eens bleek dat je emotie wel degelijk, tijdelijk, kunt uitschakelen. Per slot van rekening konden de 500 aanwezigen, die nog van niets wisten niet de dupe worden, dus werd er van mij verwacht om het leuke en eerlijke verhaal te vertellen. Dat lukte, en na afloop kon ik weer terug in de snel opgezette calamiteitenruimte. De ouders van Luc werden thuis ingelicht en de echtgenote van Remy kreeg telefoon van hem persoonlijk. Dat was niet best, want het was niet duidelijk hoe het er daadwerkelijk voor stond. Zij woonde slechts 20 minuten van Kalkar dus ging ik zo snel als mogelijk naar haar toe. Onderweg via de gsm kreeg ik de toezegging dat er een BMWer onderweg was, die samen met mij haar zou informeren. Bij het rendezvous bleek de BMWer echter geen Duits te spreken, en dat was noodzakelijk aangezien ze weinig tot geen Nederlands sprak. Het kwam er dus op neer dat ik het woord deed, niet echt iets waar ik voor was opgeleid, en zeker niet voorbereid. Maar goed, je doet wat je moet doen, en dan lukt alles. Terug op Kalkar bleek het BlackHole zojuist opgeheven (Black Hole is een procedure waardoor niemand vanuit het inzetgebied contact met het thuisland kan hebben om te voorkomen dat nieuws te vroeg bekend wordt) en kwam inmiddels alles ook op het Nederlandse nieuws. Er werd snel een plan gemaakt, wat er kort gezegd op neer kwam dat ik de volgende ochtend van Eindhoven naar Minhad vloog met dezelfde bemanning die me twee dagen eerder had afgezet. Daar trof ik de voorbereidingen voor de rampceremonie en overnachting van de kist en de begeleiders. De mannen van de Charlie compagnie 42BLJ waren zo snel van Deh Rawod via Kandahar doorgestuurd dat ze nog compleet omgehangen waren, inclusief alle bewapening en munitie. Camp Mirage is helaas niet voorbereid op dergelijke opslag, dus zo goed mogelijk geprobeerd om dit toch te regelen. De volgende ochtend vlogen we naar Eindhoven, en onderweg kon ik de begeleiders goed voorbereiden op wat komen ging. Ik raakte er helaas bedreven in. De aankomst in Eindhoven was wederom keurig verzorgt met een erewacht van ons eigen bataljon. Bij de overdracht hoorde ik de verhalen van de begeleiders nogmaals aan, en merkte dat de voorbereiding prima hielp. Daarna heb ik zelf ook even gesproken met Gien en Theo, de ouders van Luc, die had ik door dat heen en weer reizen nog niet zelf gezien. Na de officiële overdracht even kort in gesprek geweest met generaal van Uhm, die aangaf me eigenlijk liever niet meer te zien onder dergelijke omstandigheden. Ja, dat snapte ik ook wel, ook al had ik dat natuurlijk niet zelf in de hand. Overigens stak hij me wel weer een hart onder de riem, door aan te geven dat het wederom goed voor elkaar was.
De volgende dag was ik weer druk om te helpen met de voorbereidingen voor de begrafenis. Deze keer had ik zelf niet de leiding, dus dat was weer eens wat anders. Beetje gek om te zeggen, maar ik was best trots op de mannen, zo goed als ze het deden. De volgende dag nog even naar het Centraal Militair Hospitaal om de gewonden te bezoeken, zowel van deze keer als van de vorige aanslag. Daags erna was het alweer tijd voor afscheid nemen, waarbij ik de hoop uitsprak dat het nu voor de laatste keer was. We waren nog maar net halverwege de uitzending en inmiddels al 3 mannen verloren en er waren een behoorlijk groot aantal collega’s gewond geraakt.
Terug in Minhad bleek dat de base niet overweg kon met de opgeslagen munitie en men had helaas besloten om de 40mm High Explosive granaten voor de Underslung te vernietigen. Waarom is me een raadsel gebleven, wat ik wel weet is dat de mannen er behoorlijk van over de huppel waren, die munitie was namelijk erg schaars en aan de andere kant erg geliefd.

Volgende keer het vervolg van de uitzending in Uruzgan!

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *