Bataljon en Regiment
Nu ging het er dan toch eindelijk van komen. Dacht ik al in 2003 BataljonsAdjudant (BA) te kunnen worden, was het toch pas op een van de laatste dagen van december in 2008 dat ook deze droom werkelijkheid werd. Ik wist het al een maand of drie eerder, en kon mezelf dus goed voorbereiden op wat komen ging. Ik was natuurlijk al die tijd nog Fuselier, dat was ik immers middels een Ministerieel Besluit geworden, en moest me weer gaan inleven in het Regiment Limburgse Jagers. Een geluk voor mij was dat het Museum van het Regiment naast het gebouw stond waar ik op dat moment werkzaam was. En het werd voor mij natuurlijk de derde keer dat ik Limburgse jager werd, na mijn korte tijd als dienstplichtig sergeant, de periode in Seedorf en aansluitend bij 42School. Ik liet vanaf dat moment een klein sikje staan, een beetje afgekeken van Ben van Mierlo in Seedorf. Ik vond dat wel passen bij de uitstraling en imago van mijzelf als BA. Ik nam de functie over van Frans van Hoof, die het bataljon in 2006 meenam vanuit Duitsland naar Oirschot. De legerplaats Oirschot was natuurlijk al behoorlijk druk bezet, dus een extra bataljon leverde tenminste wat uitdagingen op het gebied van infrastructuur op. Frans had daar al behoorlijk veel aan kunnen verbeteren, maar ik werd in ieder geval geconfronteerd met een bataljon dat als een uitgestrooid pak hagelslag over de kazerne verspreid was. Wat niet weg neemt dat ik helemaal hoteldebotel was om te beginnen aan deze nieuwe uitdaging.
Ik kwam binnen in een bataljon met een ruime gevechtservaring, de slag om Chora was nog maar 1 ½ jaar geleden. Op het moment van overname was de Alfa compagnie ingezet bij 12 AASLT (TFE 8) en was de Bravo compagnie aan het opwerken om het van hen over te nemen. Geen tijd dus voor onzin, alles stond in het teken van daadwerkelijke operationele inzet. Ik peilde in eerste instantie via de CompagniesSergeantMajoors (CSM’s) hoe het bataljon er voor stond. En eigenlijk kreeg ik een prima beeld, waarbij natuurlijk positieve en negatieve zaken zich afwisselden. Met name de uitzending TFE 3 had zijn sporen nagelaten. Waar we ons niet al te veel zorgen over hoefden te maken was de vulling van het bataljon. Met name in een tijd waarin het voor steeds meer eenheden lastig wordt om gevuld te blijven leek dat ons niet te raken. Dat gaf een stuk extra rust en ruimte voor aandacht voor het uitvoeren van begeleiding. Niet dat er niet begeleid werd, verre van dat zelfs. Alleen was het heel erg vaak ‘onbewust bekwaam’. Begeleiden werd nog vaak gezien als een overbodige administratieve handeling, terwijl ik overtuigd was van de noodzaak. In mijn optiek was de wandeling van het AShok naar het bureaugebouw, toch al snel bijna een kilometer, een ideale gelegenheid voor een Opvolgend Pelotons Commandant (OPC) om een goed gesprek te hebben met zijn groepscommandanten. Op die manier werd de dislocatie mogelijk toch ook weer een voordeel.
Gelukkig was ik gezegend met een aantal goede CSM’s en daar waar een van hen aan een nieuwe functie toe was bleek dat ik een daadwerkelijk doorslaggevende rol had in het benaderen en voordragen van een nieuwe kandidaat. Ik had nog weinig met dit bijltje gehakt, dus voor mij was dit een nieuwe dimensie. Ik ging te raden bij mijn collega BA’s in de Brigade en leerde van hen hoe de valkuilen te vermijden. En eigenwijs als ik was, wist ik ook wel de juiste competenties in kandidaten te zien, die misschien voor sommigen nog verborgen waren. Ik kan me herinneren dat bij sommigen de bek openviel toen ik Gerard Theunissen voordroeg als CSM; dat was immers een boefje die als OPC Verkenningspeloton soms aan de verkeerde kant van het scherp van de snede opereerde. Dan past ie goed in de club, was mijn reactie. Grad Geven was een compleet andere CSM, maar past ook heerlijk in die setting. En bij de Ccompagnie hadden we Johan vd Voort als Sergeant Majoor Opleidingen, al speelde die al vanaf het begin ook een beetje CSM daar! Gaaf om te zien dat in een later stadium alle drie doorontwikkelden tot het hoogste onderofficiersniveau: stafadjudant, en twee van hen werden zelfs als Bataljons- en Regimentsadjudant van ons eigen Regiment Limburgse Jagers.
Om een goed beeld te krijgen van het werk van onze mensen in Uruzgan zijn de BataljonsCommandant en ik al vrij snel nadat ik begonnen was op werkbezoek geweest. Ik werd bij de Alfa compagnie vooral getroffen door de omstandigheden waaronder men het werk moest doen. Bijvoorbeeld de onderhouds- en bergingsgroep die zonder de juiste gereedschappen toch de nodige torsiestaven diende te vervangen. Maar ook het tekort aan bepaalde munitiesoorten, die in de ‘Green’ toch echt van belang waren.
Terug in Nederland ging de focus van het bataljon op de eigen uitzending die gepland was voor zomer 2010. Maar eerst diende er nog wel degelijk opgewerkt te worden naar een fatsoenlijk operationeel niveau. En gelijktijdig waren we nog bezig met de opwerking van onze Bravo compagnie. Nadat die de Alfa compagnie had afgelost gingen we met het bataljon op oefening naar Sennelager. Een oefenterrein waar ik persoonlijk al heel lang niet meer geweest was, maar het leek op fietsen; je verleert het nooit. Ik kende de weg nog erg goed op het oefenterrein en wist me daar bij nacht en ontij goed te oriënteren. Zo kwam ik op enig moment bij een peloton terecht dat bezig was met het uitvoeren van een uitgestegen aanval bij dagaanbreken. Tijdens de verplaatsing had ik mezelf tussen de infanteristen van een van de groepen gevoegd. Toen de groepscommandant me in het donker tegen kwam, en zich realiseerde dat de BA meeliep, moest ik hem even met beide voeten op de grond zetten. Je hebt er gewoon een extra pax (=personeelslid) bij, zei ik, gewoon opdrachten geven, ik voer wel uit. Dat was wel wat lastig voor hem, maar uiteindelijk durfde hij het toch aan om me samen met een van zijn mannen in te zetten voor de flankbeveiliging. Mogelijk dat ik daar het minst kon verklooien in zijn bedacht plan. De jaren daarna hebben we er nog een paar keer goed om kunnen lachen. Tijdens deze oefening hebben we als bataljonsstaf ons enige tijd teruggetrokken om voor onszelf een aantal procedures goed op de rit te hebben. En zoals ik vaker pleeg te zeggen: toeval bestaat niet. Terwijl we bezig waren met het doornemen wat we dienden te doen indien er onverhoopt een lid van onze battlegroup zou sneuvelen, kreeg de BC een bericht binnen op zijn Blackberry. Druk met schema’s op het podium van de filmzaal van de kazerne Sennelager werden de Hoofd sectie S1 en ikzelf als eerste op de hoogte gesteld van het feit dat in Uruzgan Limburgse Jager Azdin Chadli was gesneuveld bij een raketaanval op Kamp Holland. Snel een plan gemaakt, de uitrusting bij elkaar gezocht en vervolgens met 180 km/u richting Nederland. Middenin de nacht de BC thuis afgezet en samen met de S1 verder door naar Oirschot. Daar de die dag doorgenomen procedures op een whiteboard gezet en na een zeer korte nacht, met de inmiddels weer gearriveerde BC, een plan opgesteld. Ik werd, geheel in lijn met mijn expertise, verantwoordelijk voor de uitvoering van het ceremoniële deel. Ook voor mij ging een heel nieuwe wereld open en zo stond ik later die dag oog in oog met de moeder van Azdin. Onvoorbereid op een dergelijke ontmoeting wist ik eigenlijk alleen maar te zeggen dat we alles in het werk zouden stellen om zoveel als mogelijk aan haar wensen te voldoen. Gelukkig stelde juist zij mij op mijn gemak, en daarna wist ik met een aantal gerichte vragen te zorgen dat ik exact wist wat voor de nabestaanden van belang was. Ik probeerde deze opdracht op de voor mij gebruikelijke manier op te pakken en deed dat middels het voor ons bekende OATDOEM[1] proces. Uiteindelijk stond ik de volgende ochtend met een compleet plan en een uitgewerkte schets op groot formaat bij Anita op de stoep. Na een bakje koffie heb ik haar, samen met de Bedrijfsmaatschappelijk werker en Geestelijk verzorger uitgelegd wat de mogelijkheden waren. Ik leerde al heel snel dat je zaken gewoon moest uitleggen zoals ze zijn. Je moet bijvoorbeeld heel goed uitleggen wat saluutschoten zijn, omdat mensen anders niet weten waar ze wel of niet voor kiezen. Op dat moment was ik voor haar nog ‘de soldaat met een stokje‘ (mijn bataljonsadjudanten functiestok die ik altijd bij had) maar al snel werd de band door de omstandigheden steeds hechter. Vanuit Uden weer snel naar Oirschot om daar de voorbereiding van de kistexercitie te begeleiden. Al heel snel kwamen we erachter dat nog niet alles goed was ingeregeld, bijvoorbeeld de oefenkist en witte handschoenen met nopjes tegen het uitschuiven. Of de wijze waarop de vlag op de kist vastgezet moest worden, met de mogelijkheid om hem er weer af te kunnen halen en exercitie-gewijs op te vouwen.
Op 9 april was ik aanwezig op de vliegbasis Eindhoven waar het vliegtuig met het stoffelijk overschot aankwam. Ik ontmoette een oude bekende, die inmiddels wel was opgeklommen tot ChefDefensieStaf, generaal van Uhm. Ik kreeg een paar goede aanwijzingen en had een goed gesprek met hem en Anita gezamenlijk. Daarna was de daadwerkelijke overdracht, en zag ik voor de eerste keer wat de rol van de meegereisde collega’s van Azdin was. Zij konden de vele vragen van Anita en Azdins broer Mounir daadwerkelijk beantwoorden. Dat ik daarbij aanwezig kon en mocht zijn gaf mij voor de daaropvolgende gelegenheden weer extra inzichten.
De medewerking van allerlei niveaus ging erg goed, en zo had ik in no-time de vlaggenkist van Azdin thuis op mijn eetkamertafel staan. Niet echt iets wat je graag in huis hebt, maar wel mooi om te zien dat het er op tijd was. Ook bijvoorbeeld het aanbod van de begrafenisonderneming om een keer te oefenen met de lijkwagen. Iets waar ik later steeds vaker op terug viel, omdat er nogal veel verschil kan zijn, vooral met betrekking tot de achterdeur. Ik reed in die dagen dagelijks heen en weer tussen Oirschot en Uden, en verfijnde uiteindelijke de gehele ceremonie, zowel in het uitvaartcentrum en op de locaties van de herdenking en de begraafplaats. Daarvoor kwamen mijn competenties durf en creatief weer goed van pas. Zo moest de inrichting van het uitvaartcentrum behoorlijk worden aangepast, vanwege de te verwachten drukte. Ik bouwde de wachtruimte om tot ruimte voor de kist, waardoor er ook mogelijkheid was voor de familie van de vader om de kist richting het oosten te plaatsen. Maar ook de wijze waarop we het vuurpeloton hebben laten optreden stond nu eenmaal niet in een boekje. Zoals ik een aantal jaar eerder had geleerd in de werkgroep Ceremonieel en Protocol is het van het grootste belang om juist de intentie van de het Ceremonieel goed te begrijpen en flexibel toe te passen. Er is altijd behoefte aan flexibiliteit en goed inschatten van de regels en wensen van de nabestaanden.
Een belangrijk moment van relativeren kwam toen ik na een drukke dag thuis zat te eten en tegen Jacqueline zei dat ik eigenlijk zelf vergeten was om afscheid te nemen van Azdin. Dus gingen we na de warme maaltijd, niet als BA maar als Marijn, samen naar het uitvaartcentrum. Aldaar, na stiekem toch even controleren van de erewacht, vooral even samen met Anita, Peter en Mounir gekeken naar de positieve kanten. Uiteindelijk was de volgende dag, de dag van uitvoering, er een van een aaneenschakeling van goed voorbereidde en perfect uitgevoerde handelingen. Iedereen deed meer als zijn best, waarbij het niet uitmaakte of je parkeerwachter was of dat je daadwerkelijk onder de kist stond. Uiteindelijk hebben we, door een speling van het lot, met vier collega’s de kist zelf in het graf laten zakken, een uniek maar ook aangrijpend moment. Dat de hele onderneming ook behoorlijk veel impact op mijn eigen persoon had besefte ik eigenlijk pas toen ik met de S1 en wat andere collega’s de dag afsloot met een diner in Uden. Ik voelde de spanning uit mijn lijf zakken en realiseerde me dat er vanaf de ontijmelding op het podium in Sennelager tot dat moment alles in het teken had gestaan van een perfecte uitvoering. Tot op het moment van vandaag ben ik altijd aanwezig bij de jaarlijkse herdenking in Uden, waarbij ik me vooral de eerste jaren soms een buitenbeentje voelde, maar altijd welkom en gewaardeerd.
In de periode na de begrafenis ben ik vele malen op bezoek geweest bij de gewonden die tijdens de raketaanval waren gevallen, vaak vergezeld door Jacqueline. Soms met heel wonderlijke gesprekken met ouders en vrienden, niet alleen van onze gewonden, maar ook van de jongens die er al langer lagen. Ook in Doorn bij het Militair Revalidatie Centrum kwam ik in contact met diverse gewonden van eerdere aanslagen en gevolgen van het oorlogsgeweld in Uruzgan. Over vorming gesproken…
Enige tijd na de begrafenis ging ik met HKS wederom naar Uruzgan voor een werk bezoek, deze maal aan de Bravo compagnie. Bij de heenreis hebben we eerst van de gelegenheid gebruik gemaakt om bij onze RegimentsOudste, Generaal Mart de Kruif, langs te gaan op zijn hoofdkwartier van RC South. Ondanks dat hij eigenlijk geen tijd had voor ongepland bezoek zijn we toch even kort ontvangen. Mooi om te zien dat een Regimentsgenoot het bevel voerde over meer dan 25.000 militairen in een zeer moeilijke en gevaarlijke operatie. Op Kamp Holland aangekomen ben ik vrijwel direct bij Peer Bakkes langs gegaan. Peer was als SergeantMajoor tijdelijk bevorderd tot Luitenant omdat hij daadwerkelijk PelotonsCommandant was tijdens de duur van de uitzending. Natuurlijk was het verlies van Azdin en de gewonden, die op dat moment voor een deel nog in Nederland onder behandeling waren, erg goed voelbaar. Maar Peer wist zijn mensen gemotiveerd te houden, en zorgde er voor dat ze professioneel bleven werken. Ik kon geen spatje wrok of slechte woorden ontdekken. Opvallend om te zien hoe de jonge startende groepscommandant van Azdin, ondanks alle tegenslagen goed bleef functioneren. Ondanks dat hij, naast Azdin ook nog eens de gewonden die vielen bij die aanslag en zijn chauffeur kwijt raakte als gevolg van een ongelukje met gloeiend hete koelvloeistof. Saillant detail: Het peloton van Peer werd op enig moment ingezet met helikopters. Dus een pantserinfanteriepeloton dat in een daadwerkelijke operatie luchtmobiel werd ingezet. Veel van de luchtmobiele collega’s zullen er jaloers op zijn geweest.
Terug in Nederland werd er al snel verder doorgepakt met de voorbereidingen van onze eigen uitzending. We werden wel een heel gemêleerd gezelschap, met een luchtmobiele compagnie, een marinierscompagnie, onze eigen Charlie pantserinfanteriecompagnie en de eigen bataljonsstaf. Deze werd voor de gelegenheid wel uitgebreid met diverse functionarissen vanuit luchtmobiel en de mariniers. Om de variëteit aan eenheden goed uit te drukken heb ik een Battlegroup embleem ontworpen waar ze allemaal in terug te vinden waren. Niet dat iedereen er helemaal gelukkig mee was, maar dat lukte toch nooit helemaal. Gelukkig konden we onze ervaringen vanuit de werkbezoeken, en van de inmiddels vanuit Uruzgan teruggekeerde militairen, goed verwerken en gebruiken tijdens ons opwerktraject naar TFE 12. Om het heel eerlijk te zeggen hebben we wel met alle eenheden gelijktijdig geoefend, maar vrijwel niet gezamenlijk. Daar zal ook het besluit om elke compagnie een eigen deel van het operatiegebied toe te wijzen aan mee geholpen hebben. Daardoor was de noodzaak niet zo heel groot om ook daadwerkelijk met elkaar te werken. En de ervaring van de slag om Chora leerde ook al dat indien het wel noodzakelijk werd, er snel genoeg op elkaar werd ingespeeld. Voor mij was het niet eenvoudig om binnen de luchtmobiele en mariniers compagnie daadwerkelijk binnen te dringen op de gebieden die ons als onderofficier bezighielden. Beide compagnieën waren relatief gesloten en hadden natuurlijk, zeker zolang we in Nederland waren, er weinig belang bij om in hun keuken te laten kijken. Daarnaast werd ik natuurlijk geconfronteerd met de aanwezige cultuurverschillen. Dit soort cultuurverschillen zijn erg moeilijk te duiden, zeker zolang er geen echte misstanden ontstaan. Gelukkig zijn ons problemen op dit gebied bespaard gebleven en werd er slechts op een leuke en sportieve manier de confrontatie opgezocht.
Inmiddels was ook mijn zoon begonnen bij Defensie, en helemaal mooi, hij was als leerling aan de KMS aangenomen. Eerlijk is eerlijk, ik had dan wel verwacht dat hij goed door het AAC heen zou komen, maar hij zou toch wel een ander type onderofficier geworden zijn als zijn vader. Uiteindelijk kiest hij, na een periode bij 13 herstelcompagnie, toch voor een loopbaan buiten Defensie. De ervaringen opgedaan bij Defensie heeft hij doorgetrokken naar de huidige baan in de ICT. Maar er was dus een tijd dat er drie verschillende mailaccounts binnen defensie waren met de naam verbaant er in. Naast ons drie kwam die namelijk niet voor!
Naast oefenen en opwerken werd ook nog ‘gewoon’ deelgenomen aan bijvoorbeeld de Bartelsbeker, met zoals te verwachten goede resultaten voor BLJ. Ook werd in deze periode de CV90 infanteriegevechtsvoertuig in gebruik genomen binnen de Koninklijke Landmacht, Als voorzitter Adjudanten Overleg Infanterie schoot ik samen met de Wapenoudste Generaal Otto van Wiggen, de laatste 25mm schoten in NLD. Kwam die cursus 25mm me weer goed van pas! Natuurlijk waren er ook (korte) momenten waarin we de focus op het Regiment hadden, waarbij ik met als vaandeldrager goed thuis voelde binnen de vaandelwacht. Al durf ik ook wel te stellen dat door de drukke opwerkperiodes niet altijd tijd en ruimte was om voldoende tijd en aandacht te hebben voor onze ‘oude’ veteranen van de koude oorlog en daarvoor.
Opvallend binnen mijn eerste twee jaren als BA was de focus van de eenheden van het bataljon: opwerken naar tactisch niveau en vervolgens opwerken naar inzet in Uruzgan. Dus veel tactische oefeningen en Life Fire eXercises op pelotons en compagniesniveau. Die tactische focus betaalde zich uit in zeer professioneel optreden tijdens uitzending. Ten opzichte van Libanon en Bosnië kwam het nu nog meer neer op krijgsmanschap en infanterie-technieken. Dus nog dichter bij de tactische insteek die voor mij al sinds 1984 zo belangrijk was. En, naast de gevechtservaring die velen opdeden, werd er ook steeds professioneler omgegaan met zorg, nazorg en de focus op de achterban. Als ik vergelijk tussen Libanon, Bosnië en Uruzgan heeft Defensie hier wel een heel goede ontwikkeling doorgemaakt. Al is de wijze waarop we omgaan met de achterban, gewonden en nabestaanden natuurlijk altijd voor verbetering vatbaar, durf ik te stellen dat we sprongen voorwaarts hebben gemaakt. In mijn optiek is er ook veel veranderd tussen de oren van het personeel, al zien we dat juist op de hogere niveaus vaak slechts terug in woorden en nog te weinig in daden.
[1] Oriëntatie, Analyse opdracht, Terrein&weer, Dreiging, Overige factoren, Eigen middelen, Mogelijkheden
Trackbacks & Pingbacks
[…] op de voor mij gebruikelijke manier op te pakken en deed dat middels het voor ons bekende OATDOEM[1] proces. Uiteindelijk stond ik de volgende ochtend met een compleet plan en een uitgewerkte schets […]
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!
Ik mis de rest van de foto 😉