Aan de basis staan

Met de volgende stap in mijn loopbaan ging ik van Adjudant in de bovenbouw naar het functioneren als onderofficier op het hoogste niveau: Stafadjudant. Met mijn achtergrond leek het logisch om direct BA te worden, na een ruime periode in opleidingsland. Zoals eerder beschreven was dat voor mij de meest logische stap binnen mijn loopbaan en mijn persoonlijk doorlopende leerlijn. Dat ik uiteindelijk weer een tussenstap maakte was geen persoonlijke keuze. Het was een bewuste keuze van het naasthogere niveau. Men keek niet naar wat het beste was voor mijn persoonlijke ontwikkeling, maar helaas gewoon naar waar de organisatie behoefte aan had. En zo kwam de plaatsingbeschikking vanuit Utrecht, waar inmiddels de Landmachtstaf neer was gestreken. Ik werd Pelotonscommandant op de KMS, dus verhuisde ik van het stafgebouw naar de Bravo Instructie Compagnie. Nog een functie langer wachten dus, dat was niet echt nieuw voor me.

Ik werd voor het eerst sinds de startfunctie van groepscommandant weer eens commandant, namelijk PelotonsCommandant, met een setje geweldige kaderleden om me heen. Natuurlijk had ik het geluk dat ik binnen het KC KMS de ‘Rol van de Onderofficier’ had leren ademen, ik begreep als geen ander de ‘samenhang der dingen’. En dat maakt het voor mij heel prettig om te werken. Ik leerde op deze functie voor het eerst goed delegeren, zodat ik me op de verantwoordelijkheden van commandant kon storten. En ik liet geweldige kaderleden als Edu ten Hoedt eigenlijk gewoon het peloton bestieren. Daardoor had ik mijn handen vrij om vooral de begeleiding van de instructeurs op me te nemen. Zo kreeg ik wederom te doen met Johan van der Voort, die ook hier weer liet zien dat hij in potentie iedereen drie stappen vooruit was. Naast de begeleiding van relatief jonge kaderleden kreeg ik ook te maken met collega Stafadjudanten. Zo werd ik dus op mijn beurt ook weer begeleid, maar door mijn achtergrond van het KC KMS kon ik wel heel makkelijk door de materie heen prikken.

De opleiding had ik voor een groot deel zelf geschreven, dus met name tijdens de velddiensten kon ik me helemaal uitleven. Als een van de resultanten van de interviews met jonge onderofficieren bracht ik gemotoriseerd kaartlezen in de opleiding. Ik liet ze op de openbare weg, met meerdere voertuigen, een verplaatsing voorbereiden en in de praktijk uitvoeren. Inclusief korte en lange stops. Men was enthousiast en zag dat er meer was dan altijd weer in dat bos rondrennen. Gelukkig voor mij bestond de wereld van de jonge onderofficier nog gewoon uit daadwerkelijk lesgeven, maken van bevelen, en daadwerkelijk leidinggeven. Daarbij probeerde ik ze voor te bereiden op een wereld met korporaals met een borst vol onderscheidingen en ervaringen in oorlogsgebieden. En ze te overtuigen dat ze daar met de opleiding aan de KMS en vervolgens de VTO ook goed op waren voorbereid. Inzoomen op dergelijke omstandigheden was weer eens heel wat anders dan praten over vaardigheden. Na een lichting met alleen maar spijkerbroeken (leerlingen zonder eerdere militaire ervaringen) kreeg ik een lichting met een mix van spijkerbroeken en doorgewinterde BBT-ers. De lichting begon met de opkomst en initiële opleiding van spijkerbroeken en werd na verloop van tijd aangevuld met de doorstromers. Weer een heel andere beleving, maar het voordeel was dat je de BBT-ers kon uitdagen om de spijkerbroeken mee te nemen in hun belevingswereld. Gelukkig konden onze instructeurs hier perfect mee overweg. Want hun rol is in deze opleiding vele malen belangrijk dan die van de PC.

Ook de KMS had natuurlijk te leiden onder de bezuinigingsdrift van de Defensietop. Zo werd de opleiding steeds maar weer ingekort, tot we de bodem bereikt hadden, of liever gezegd, er doorheen geschoten waren. Zo werd er steeds meer gevraagd van ons, om toch maar te zorgen voor een kwalitatief goede onderofficier, al werd er stiekem soms zelfs aan de kwaliteit afbreuk gedaan om de kwantiteit te kunnen halen. Bij gebrek aan de broodnodige stageperiodes werd er dus nog meer gevraagd van het instructief personeel om onze mannen en vrouwen zo goed mogelijk voor te bereiden. Ten opzichte van de officiersopleidingen stonden we op een mijlenlange achterstand. De steeds korter wordende opleiding miste alle elementen waarbij de leerlingen konden ondervinden dat hard werken ook in leuke omstandigheden kan. Geen uitdagende oefeningen meer, de gevechtscursus was bijvoorbeeld al heel lang afgeschaft en ook de GVA was tot een minimum beperkt. Zo bleef er bijna niets anders over dan bos en heide. Omdat we al zoveel weg hadden moeten geven ging ik op zoek, samen met een aantal collega stafadjudanten naar wat meer uitdaging voor onze toekomstige collega’s. We kregen we het voor elkaar om de leerlingen krijgshistorische voorbeelden te laten onderzoeken en voor te bereiden in het buitenland. Nu is België natuurlijk gewoon om de hoek, maar voor de ervaring toch altijd weer een stapje verder dan de Weerter en Budeler Bergen. Alleen al het zelfstandig verplaatsen met combi’s was een hele onderneming voor jonge onervaren leerlingen. Naast de presentaties van de krijgshistorische voorbeelden was het doorbrengen van de avonden samen met de kaderleden best vormend voor de meesten. En soms ook voor ons kaderleden, vooral als er veel kaas en whiskey aan te pas kwam….

Als PC had ik de eer om tijdens een Passing Out (zeg maar diploma-uitreiking) vaandeldrager te zijn. Ik had natuurlijk ervaring met het KMS vaandel, en tijdens mijn plaatsing bij de fuseliers met de rol van vaandeldrager. De mannen en vrouwen trainden vooral in eigen tijd voor deze erebaan. En heel speciaal was het feit dat we een vrouwelijke commandant vaandelwacht hadden, echt uniek en nooit eerder voorgekomen. Bedankt daarvoor, Nicole!

Voor het thuisfront was deze periode wel een tijd van regelmaat. Ik wist goed vooraf wanneer ik niet thuis was, en eerlijk gezegd was ik vaker thuis dan ik vooraf had in kunnen schatten. Ondanks dat we vaak op oefening waren of avondbelasting hadden, was het allemaal heel planbaar. In deze periode werd Joyce 18, dus ook mooi dat ik allerlei zaken thuis ook heel bewust meemaakte. Zoals het, zij het op het nippertje, netjes slagen voor haar middelbare schoolopleiding, waarmee ze vriend en vijand verraste. Dat ze vervolgens koos voor een functie binnen Defensie was in eerste instantie zelfs voor mij een verrassing. En ondanks wat tegenslag vocht ze zich door de AMO heen en werd uiteindelijk geplaatst in Nieuw Millingen. En zo waren er plots twee Verbaants in het leger. Dat leverde soms wel eens wat verkeerd bezorgde mail op, maar Joyce wist dat altijd direct op een nette manier op te lossen.

Op enig moment werd duidelijk dat er binnen de compagnie een probleem ontstond met betrekking tot de vulling van de HoofdInstructeur, zeg maar de functionaris die verantwoordelijk is voor de Opleiding en Training binnen de compagnie. En dus niet alleen voor de opleiding van de leerlingen, maar zeker ook voor de begeleiding van de kaderleden, inclusief de begeleiding van de startende stafadjudanten.

En zo werd ik, zonder daadwerkelijke overplaatsing, plotseling verantwoordelijk voor een groot aantal aspecten binnen de eenheid. Maar ik had wel heel veel geluk, want de CompagniesCommandant was een majoor met heel erg veel gevoel voor de opleiding van onderofficieren. Ik werd de onderofficier naast de commandant, in mijn geval Majoor Marc Boeren. Samen met Marc werd de werkbelasting echter zeker niet minder. In mijn beleving zijn er periodes geweest dat ik vaker onder een zeiltje naast de MB (Mercedes Benz terrein voertuig) de nacht heb doorgebracht met Marc als dat ik thuis sliep. Samen met Marc kon ik de opleiding vaak in de bewoonde wereld laten plaats vinden, waardoor er voor de leerlingen ook veel meer vlees op het bot zat. De eindoefening van de INI (initiële opleiding) Rondom de Clauscentrale bij Maasbracht was daar een goed voorbeeld van. Inclusief de onderdoorgang onder de A2 over de Maas.

Ik kon me als HI prima uitleven in een tijd waarin behoorlijk veel veranderde. Er werden nieuwe methodieken ingevoerd voor de uitvoering van de opleiding. Wat was er mis met de 63 kerngedragingen die we jarenlang hadden gehanteerd? Veel instructeurs zaten met de handen in het haar. Gelukkig kon ik ze geruststellen; als je altijd al de leerling centraal had staan veranderde er in de praktijk eigenlijk niet zo veel. De leerling diende zelf zijn leerbehoefte aan te geven. Dat was natuurlijk niet veel anders als Controle Aanvangsniveau, waarbij je in overleg met de leerlingen keek hoe ver we waren en wat er was blijven hangen van vorige leermomenten.

Ook in deze periode bleven we vooral buiten de gebaande paden. Zo exfiltreerden de leerlingen in de eindoefening van de omgeving Tilburg via Oirschot helemaal naar de omgeving van Weert. Inclusief inzet van partizanen, uitvoeren van opdrachten onderweg met grote tijdsdruk en stukjes grensverleggende activiteiten. Alles aaneengesloten en onder leiding van de leerlingen. Een geweldige tijd!

Mooi om weer in de praktijk bezig te zijn, en dat het onder het hoofdstuk Stafadjudant viel was iets dat waarschijnlijk meer impact had op de buitenwereld dan op mijzelf. Voor mij was het prima om aan de basis te staan van de loopbaan van jonge mannen en vrouwen die met name leidinggeven als vak gekozen hadden! Toch waren er ook bij mij wel wat veranderingen opgetreden. Zo had ik mezelf beloofd om mijn motorrijbewijs te gaan halen indien ik Stafadjudant zou worden. In relatief korte tijd haalde ik dat dan ook en kon de motor achter het gebouw geparkeerd worden. In mijn optiek was het erg goed om als startende Stafadjudant goed inzicht te krijgen in de ‘Samenhang der Dingen’ en de gehele Doorlopende Leerlijn Onderofficieren. Voor mij persoonlijk was dat al in de pocket, vanwege de functie bij het KC KMS, maar de eerlijkheid gebied me wel te zeggen dat voor sommige collega-stafadjudanten nog een redelijk onbeschreven blad was. Wat ook niet al te handig overkwam was het feit dat beginnende Stafadjudanten soms maar net 1 ½ jaar op de KMS waren en dan al naar de volgende functie verdwenen. Dat was voor de continuïteit natuurlijk funest, maar zeker voor de uitstraling naar de onderofficieren in de bovenbouw niet goed. Die werden wel altijd compleet aan hun functieduur gehouden. Daarmee gaven we, vaak onbedoeld en niet zelf veroorzaakt, een verkeerd beeld af en waren zo een minder goede reclame voor het functioneren van onderofficieren op het hoogste niveau.

In deze periode ging ik naar de Tertiaire Vorming (TV), de opleiding voor Stafadjudanten van alle Krijgsmachtdelen. Ik had natuurlijk wel een voorsprong, door het eerdere werken aan een poging om een Defensie brede Beleidsvisie Onderofficieren te laten ontstaan. Goed om te zien dat er, ondanks de grote onderlinge verschillen, wel heel veel overeenkomsten waren. Ook de cultuurverschillen werden tijdens deze vorming goed benadrukt. Duidelijk was ook wel dat het Stafadjudantenschap niet in alle Krijgsmachtdelen dezelfde impact had, en zelfs de rol en taak van de Stafadjudant behoorlijk veel verschilde. De Landmacht had een voorsprong, doordat we al veel langer met dit bijltje hakten. Maar eerlijk is eerlijk, er was ook sprake van de ‘Wet van de remmende voorsprong’, want wij waren al tijden niet meer bezig met verbeteren van het systeem. De andere Krijgsmachtdelen gingen ook niet veel verder vooruit, die bleven een beetje hangen. Het niveau van de TV was prima, al werd dat soms teniet gedaan door de wat knullige manier waarop we bij elke bezoek (en dat waren er nog al wat) een afscheidswoordje moesten voorbereiden en uitvoeren. Later merkte ik pas dat zoiets voor heel veel kandidaten ook echt een probleem was, terwijl het voor mij persoonlijk geen issue was om in het openbaar te spreken.

Tot op de dag van vandaag wordt er soms op een beetje aparte manier naar het fenomeen Stafadjudant gekeken. Soms hangen daar minder prettige persoonlijke ervaringen aan ten grondslag, soms ook lijkt het voor de buitenwereld alsof de Stafadjudanten het vooral voor zichzelf goed regelen. Daarnaast was het proces van toetreding tot het hoogste functioneringsniveau niet voor iedereen duidelijk. Het blijft, met name voor de ouderen, vreemd dat je als SMI en Adjudant zelf kunt aangeven dat je opgenomen wil worden in het ontwikkeltraject. Let wel, dat is dus ook exact wat er altijd gebeurde, je werd in de gelegenheid gesteld om jezelf nog verder te ontwikkelen. En je opteerde dus niet voor een functie als Stafadjudant, al werd dat door de buitenwereld misschien wel zo ervaren. Gek eigenlijk dat het traject bij de officieren niet veel verschilde en daar veel minder commentaar op was. De eerlijkheid gebied me wel te zeggen dat er inmiddels veel meer hoepeltjes zijn om doorheen te moeten springen om in het traject te worden opgenomen. Begon het met een motivatiebrief zijn we inmiddels zonder een compleet assessment nergens meer. Misschien zijn we hier toch echt te ver doorgeschoten?

Persoonlijk vond ik het (achteraf) een grote meerwaarde om eerst als Stafadjudant op de KMS te mogen functioneren in de rol van Opleider van Onderofficieren. Door aan de basis te mogen staan van de loopbaan van jonge onderofficieren had ik, ook op dit niveau, wederom een gigantisch mooie bodem om op verder te bouwen.

1 antwoord
  1. Rob Ancona
    Rob Ancona zegt:

    Mooi verhaal Marijn.
    De tijd dat ik met jou mocht samenwerken was gewoonweg subliem. Lekker improviseren met de syllabus als naslag.
    Gewoon met elkaar het programma schrijven en de oefeningen maken. Mijn mooiste functie!!!!!!!!!

    Beantwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *