Onderofficier en pantserinfanterist in hart en nieren
Moeder van de compagnie
Eind 2000 werd de, een jaar eerder opgeheven, Charlie compagnie weer nieuw leven ingeblazen. De vulling van deze eenheid was niet eenvoudig, maar ging uiteindelijk veel makkelijker dan de meesten voor mogelijk hadden gehouden. Voor mij persoonlijk werd uiteindelijk toch de droom werkelijkheid; ik werd Compagnies Sergeant Majoor (CSM), en zelfs in de rang adjudant, twee vliegen in een klap! Als Compagnies Adjudant (CA) stond ik aan de basis van deze nieuwe compagnie, waarbij als een van de eerste zaken door mij een nieuw eigen embleem werd ontworpen. Was dat dan het belangrijkste om te doen? Misschien niet, maar er waren wel wat redenen om dit te doen. Zo waren we al een aantal keer gewaarschuwd dat het vorige embleem, Pluto, een geregistreerd beeldmerk was, eigendom van Disney. En om personeel binnen een nieuwe eenheid direct het gevoel te geven ergens bij te horen vond ik het belangrijk om daar een stukje eigen traditie bij te beginnen. Aangezien de andere compagnieën ook stoere dieren als embleem hadden, werd er gekozen voor een Beer. De Charlie Beren Compagnie was geboren. Voor de Beroeps Bepaalde Tijd (BBTers) was er, toevallig, net een nieuw eigen legeringsgebouw beschikbaar, dus ook wat dat betrof vielen we met ons kontje in de boter. De functie van CA verschilde in zoverre van de huidige CSM dat er in die tijd nog geen Sergeant Majoor Opleidingen/ Operatiën (SMO) op dat niveau was. Dus, naast Moeder van de Compagnie, was ik ook verantwoordelijk voor de Opleiding en Training. En, helaas, geen sergeant toegevoegd, dus ook de aansturing van HID achtige zaken ging via mijn bureau. Zoals gezegd, de vulling verliep prima, zowel kwantitatief als kwalitatief. Met als Compagnies Commandant (CC), die het zelf maar nauwelijks kon geloven, Marc Jacops, waarbij er ook voor hem een bevordering in zat. Van de grond af aan opbouwen, dat vergde behalve veel inspanning vooral ook veel tijd. We konden eigenlijk al aan zien komen dat we begin 2002 aan de beurt zouden zijn voor een uitzending, wederom Bosnië. Zo ver was het nog lang niet, maar in krap anderhalf jaar moest er dus wel van niets een compleet gevechtsvaardige compagnie klaar staan. Om aansluitend de voorbereiding voor de uitzending op te pakken. De pelotons hebben dit allemaal erg goed opgepikt, en er werd secuur en nauwgezet opgeleid en getraind op dit niveau. We hadden hierbij het geluk dat er een aantal zeer gedreven en vakbekwame onderofficieren de weg naar de Beren hadden gevonden. Om de samenhang binnen de compagnie zo snel als mogelijk te bewerkstelligen werden alle zeilen bijgezet. Soms kon dat al bereikt worden door relatief kleine zaken. Zo gingen we elke keer middels een stukje compagnies-exercitie op bataljonsappel. Om de rest van het bataljon een beetje de ogen uit te steken werd daarbij met de complete eenheid ‘links uit de flank – halt’ gemaakt. En elk volgend bataljonsappel werd weer iets nieuws uit de kast getrokken. Zo maakten we zelfs van exercitie iets leuks voor iedereen. Daarnaast liep er met grote regelmaat een Fuselier verkleed in een Berenpak over de bataljonsappelplaats, tot grote hilariteit van iedereen.
Een ander aspect om eenheid te verwerven binnen de eenheid was geboren in een van mijn vorige uitzendingen. Ik had van een Engelse infanterist van de Desert Rats een Shamagh gehad, die ik met grote regelmaat tijdens de oefeningen droeg; goed bij kou, maar ook prima tegen stof. In die tijd was de uitrusting van een infanterist eigenlijk gewoon gelijk aan die van ieder andere functionaris binnen de Landmacht. Om duidelijk te laten zien dat we paraat waren en echte vechters werd iedereen binnen de Beren compagnie voorzien van een Shamagh. Voor Jan Noorloos natuurlijk een prima verkoop, al waren er diverse mensen zowel binnen als buiten het bataljon die het maar niets vonden. De kift, vond ik. Men sprak zelfs al over ‘toddenboeren’, maar ik zag dat slechts als een aanmoediging. Naast de lijfspreuk van het Regiment, Volo et Valeo (vrij vertaald is dat ‘ik wil het, dus ik kan het’) kreeg ik hier toch ook weer een beetje het gevoel van ‘Niet Beter, Wel Anders’. Met als ondertoon natuurlijk dat we absoluut de besten wilde zijn en ook voelden dat we dat konden. Door de snelkookpan waarin we in no-time aan het opwerken waren, werden we snel steeds beter. Na de stappen op pelotonsniveau werd de stap gemaakt naar het compagnies niveau. Of beter gezegd, teamniveau. Daarvoor werd onder andere deelgenomen aan de oefening Rhino Drawsko in Polen. Een oefening met een groot realiteitsgehalte. Een oefening waarin met name het grootschalig conflict werd beoefend, en we als compagnie werden versterkt met alle benodigde enablers. Zo werden we voorzien van een groot aantal pantsergenisten en geneeskundige militairen, die gedurende de daar op volgende periode bij ons aangesloten bleven. In de compagnie waren we voorzien van veel zeer vakbekwame onderofficieren, op alle niveaus. Een van hen was Sergeant 1 Johan van der Voort, overgestapt van Bevoorrading naar Infanterie. Al vanaf dat eerste moment was voor mij duidelijk dat hij een enorm potentieel bezat, wat door prima verder investeren verder doorontwikkeld werd tot wat hij nu is; een echte topper!
Naast mijn werkzaamheden voor de compagnie organiseerde ik op verzoek van de Regimentscommandant de Europa herdenkingsreis voor de Tweede Wereld Oorlog Veteranen van het Regiment, aangevuld met een aantal jonge Veteranen van het Bataljon. Speciaal dit jaar, omdat het Regiment zijn 60e verjaardag vierde. Vandaar dat we starten na de verplaatsing met de bus in Congleton. Om vervolgens via Wolverhampton naar Frankrijk door te gaan. Natuurlijk naar Arromanches, waar het Regiment toentertijd van de boot stapte en vervolgens naar St. Côme (ik wist gelukkig waar ik moest zijn), Pont-Audemer, Beeringen, Tilburg en uiteindelijk als laatste plaats Hedel. Hier werd ik nog even verrast door een van de Veteranen die me een persoonlijk verhaal wist te vertellen over zijn belevenissen in Hedel tijdens de laatste winter van de oorlog. Aan de ingang van Chateau St. Côme staat inmiddels een zuil met daarop de in Bosnië vervaardigde plaquette. Het eerste exemplaar heb ik bij de steenhouwer afgekeurd, vanwege een typefout; deze is in bezit bij de Charlie Beren compagnie. Voor mij zijn traditie en vorming als niet meer dan logisch onverbiddelijk aan elkaar verbonden.
Zo gingen we als gevechtsvaardige compagnie verder door en werkten we op naar wederom een uitzending Bosnië. Voor mij betekende dit na een tour in het Noorden en een in het Midden deze keer naar het Zuiden van het bataljonsvak. We gingen naar Novi Travnik, de base naast Putnik, de busmaatschappij die ons zo vaak door Bosnië verplaatste.
Als driehoek (CC, PCC & CA) begonnen met alle voorbereidingen maar door speling van het lot duurde het tot ver in de uitzending voordat we echt compleet waren. Zo begonnen we in het inzetgebied zonder CC, Marc Jacops, vanwege een ooginfectie. En net voor de Kerst werd ik geveld door een hernia. Ik liep op enig moment als Quasimodo over de base, zelfs voor mij was op enige moment de maat vol. De controle in het Duits Veldhospitaal liep bijna uit op een klein drama, de geneesheer dacht erover om mij per direct op te nemen. Ik moest hem toch echt overtuigen dat dit niet ging gebeuren, waarop hij aangaf wel contact op te nemen met het bataljon over mijn toestand. Toen ik dus terugkwam was er eigenlijk al van alles in werking gezet om mij, per heli, af te voeren naar Split en vervolgens naar Nederland. Een dag eerder was een Slowaakse helikopter nog neergestort in onze AOR, maar mijn afvoer ging gelukkig zonder problemen. En zo stond de PCC, Pieter Grijpstra, er alleen voor. In Nederland trof ik gelukkig een heel goede arts, die opereren geen goede remedie vond, en samen met de fysio werd een goed programma in elkaar gesleuteld voor mijn herstel. Vooral veel wandelen, en specifieke oefeningen doen, was het devies. Nu was ik natuurlijk eigenwijs genoeg om te bedenken dat ik dat herstel ook in Novi Travnik zou kunnen uitvoeren, alleen moest er natuurlijk wel iemand toestemming geven voor mijn terugvlucht. In die dagen tussen Kerst en Oud&Nieuw was er moeilijk een Bedrijfsarts te vinden, maar diegene die ik aan de lijn had begreep mijn verzoek maar al te goed. En zo nam ik de dag voor Oudjaar weer afscheid van mijn gezin om bij mijn andere gezin in Novi te kunnen zijn. Als Moeder van de Compagnie had ik het gevoel dat dit de meest logische stap was. Aangekomen op de base werd er door Michael Smits een ziekenhuisbed geregeld en een paar palletboxranden onder het matras. Elke dag wandelde ik, voor dag en douw, al een paar rondjes aan de binnenkant van de base. Met alle gevolgen van dien, want ik zag natuurlijk, in mijn rol als Base Commandant, overal zaken waar ik minder blij van werd. Het is dus maar de vraag of de meesten zo blij waren met mijn vlugge terugkeer. Overigens kwam ik door die rondgangen in de ochtend ook achter het kleine hoekje op de base dat voor bijna iedereen verborgen was gebleven. De genisten hadden een eigen hoek met een zwembad weten te creëren zonder dat het was opgevallen. Mooi stukje werk van de genisten waarbij de competenties initiatief, creatief en durf goed uit de verf kwamen. De avonden werden gevuld met oefeningen in het krachthok, een locatie waar ik normaal gesproken niet zo vaak kwam, maar nu met Pieter keurig elke avond mijn oefeningen deed. En zo herstelde ik snel, en waren we begin februari weer compleet als driehoek en ‘up and running’.
De pelotons waren druk met hun patrouilles, samen met de enablers. Om heel eerlijk te zeggen was de jus er in het inzetgebied wel een beetje van af, het was behoorlijk lang na het conflict, er waren relatief weinig incidenten en er werd dus bijna verzonnen wat we nu weer gingen doen in het gebied. Opvallend was bijvoorbeeld dat bij controles van projecten uit eerdere uitzendingen heel vaak bleek dat het inmiddels al was ontbonden, of zelf geheel gemolesteerd. Mogelijk dat deze projecten dan ook minder goed aansloten bij de cultuur in het gebied, en teveel vanuit ‘onze’ optiek waren opgezet. Een voorbeeld van de ontwikkeling in het gebied was bijvoorbeeld het industriegebied langs de weg bij Vitez, waar tijdens SFOR 1 nog slechts een enkel autowasbedrijfje durfde open te zijn, terwijl er in de tijd van SFOR 5 een vestiging van de FIS geopend werd en er meerdere bedrijfjes rondom de FIS een klein industriegebiedje maakten. Tijdens SFOR 13 was het een volwaardig industriegebied, met volop neon lichtreclame en dergelijke. Tijd dus om onze bemoeienissen in dit deel van de Balkan maar eens anders in te kleden. Een jaar na onze uitzending SFOR 13 werd, na 9 jaar, de Nederlandse deelname aan SFOR stopgezet.
Tijdens ons verblijf in Novi ben ik samen met Marc nog een keer naar Obodnik gereden, om eens te zien in hoeverre ook daar de voormalig Pelotonsbase weer terug was gebouwd naar een Italiaans restaurant, met Milenko’s zoon als eigenaar. Na een lekkere pizza gingen we terug met in ieder geval het idee dat er ook behoorlijk veel dingen goed waren gegaan de laatste jaren.
Voor het personeel was er natuurlijk ook de mogelijkheid om een bedrijfsmaatschappelijk werker (BMWer) of geestelijke verzorger (GVer) te bezoeken. De meesten kozen er echter voor om plaats te nemen op het Benkske bij onze Sergeant Majoor Onderhoud Diagnose (SMOD), Hans van Hest, die als oudste van de base ook kon zorgen voor onafhankelijk advies en steun. Een soort van nuldelijnshulp ter plekke. Zoiets ontstond natuurlijk zonder druk en zonder opdracht. Het werd een plek waar iedereen terecht kon, en waar Hans op z’n klompen met zijn bekende relativeringsvermogen uit de voeten kon. Weer een mooi voorbeeld van steeds verder ontwikkelde competenties bij bovenbouw onderofficieren.
Een van de zaken die als een rode draad door het programma van de compagnie heen liep was het blijvend beoefenen van ons personeel en materieel tijdens inzet bij ongelukken. In een omgeving waar, naast de zorg voor de slachtoffers, ook heel veel aandacht voor persoonlijke veiligheid van belang was. Het bataljon organiseerde deze in de vorm van Blue Light oefeningen, maar binnen de compagnie mocht ik deze aanwakkeren. Ik liet in eerste instantie altijd overdag oefenen, waarbij ik zorgde dat alle infanteriepelotons aan de beurt kwamen, met de aan hun gekoppelde genisten. De geneeskundige krijgers waren eigenlijk altijd van de partij maar ook de rest van de logistiek kreeg telkens weer deelopdrachten. Nadat ik erachter kwam dat de genie ideale LED spots hadden die op accu werkten, kon de inzet ook bij duisternis beoefend worden. Het ging zelfs zo ver dat de gemiddelde fuselier op zijn tenen ging staan als er een relatief onbekende 10tonner de base opkwam. Als er namelijk autowrakken op lagen kon men er donder op zeggen dat ik weer wat verzonnen had en er een oefening aan zat te komen, altijd zonder voorafgaande waarschuwing. Tijdens het neerleggen van een van de wrakken op een locatie waar, expres, geen radioverbinding mogelijk was, moest ik een paar honderd meter rijden om de actie via de radio op te kunnen starten. In die paar minuten was de lokale bevolking in staat om alle wielen van het wrak te stelen, terwijl er in de verste verte geen woningen waren, en ik ook niemand in de omgeving had gezien.
Speciaal voor de uitzending had ik een website gemaakt, voor en door de leden van het team en vooral ook voor het thuisfront. Aan de meldingen op het gastenboek te zien was er zeker ook bij het thuisfront behoefte aan berichten over ons wel en wee. Het maken van de website had ik tijdens de voorbereiding al gedaan. Het bijhouden en actuele berichten plaatsen deed ik in het inzetgebied, wat behoorlijk wat geduld vereiste, gezien de tergend langzame internetverbinding. Voor meer intern nieuws maakte ik een wekelijks magazine, de Ursus Arctos (latijn voor Bruine Beer). Ik had eigenlijk nooit problemen om het gevuld te krijgen, zowel individueel als per eenheid werd er met grote regelmaat kopij aangeboden. Zelfs in mijn gedwongen ‘hernia-thuis’ periode kon ik op afstand het blad blijven maken.
Omdat ik natuurlijk zowel noord als zuid van de ZOS uitgezonden geweest was, wilde ik weten hoe het zat met de verbinding van Bosnië Herzogovina naar de Servische Republiek. Tijdens SFOR1 was ik niet verder kunnen komen dan het dorp Krusevo Brdo, net noord van de ZOS. De genoemde oefening waar de wielen van het autowrak werden gestolen was net zuid van de ZOS, in Gluha Bukovica. Als je tegenwoordig op Google Maps kijkt zie je dat beide dorpen aan de R440 liggen. Het lag in mijn natuur om te onderzoeken of de plaatselijke bevolking deze weg gebruikte, en er dus ook geen actieve mijnenvelden meer aanwezig waren. Echt veel informatie was er niet beschikbaar, dus ben ik op enig moment met een MB op onderzoek uit gegaan. Zoals bekend was er noord van Gluha Bukovica geen FM verbinding meer mogelijk, dus het radiologboek van het teamnet registreerde dat als mijn laatste waypoint. Verderop bleek de weg vooral veel in gebruik bij de plaatselijke bevolking. Helaas voor mij was er echter de laatste tijd veel regen gevallen en reed ik de MB vast in de modder, ongeveer exact op de grens. Geen verbinding, en, ook al had ik verbinding gehad, had ik natuurlijk nooit via het teamnet doorgegeven dat ik vast zat. Een inschatting gemaakt welke kant de dichtstbijzijnde boer met een tractor te vinden was. Gekozen voor Krusevo Brdo, maar bij de eerste de beste boer bleek het toch lastig om hem te overtuigen en uit te leggen, zonder tolk, dat ik hulp nodig had. Gelukkig lukte het uiteindelijk toch, en met behulp van twee oude tractoren werd ik de RS ingetrokken. Vervolgens via Siprage en Imljani terug naar een locatie waar ik weer verbinding had. Voor intimi, dat lukt pas weer op de locatie van Observatie Post Sambal, ruim voorbij de afslag naar Šišava. Alles bij elkaar ben ik een uur of vijf uit de verbinding geweest. Dat werd me in ieder geval niet in dank afgenomen, omdat men dus ook niet wist of het noodzakelijk was om de Quick Reaction Force (QRF) in te zetten en hoe of waar dat dan moest. Ook al had ik niet echt de indruk dat ik iets onverantwoordelijks gedaan had, heel prettig voelde het niet. Als ‘moeder van de compagnie’ was dit niet echt de voorbeeldfunctie die ik altijd wilde zijn.
Dat we al meer en meer op een Nederlandse kazerne begonnen te lijken was ook een duidelijke aanwijzing dat we lang genoeg in Bosnië hadden gezeten. Maar om daarom maar borden en aanduidingen te negeren ging me toch ook wel te ver. Op enig moment dacht de KMAR dat borden parkeerverbod voor hen niet golden, echter blokkeerden ze door hun ondoordacht gedrag de doorgang voor de Kooiaap, die nieuwe voorraden voor de keuken moest verstouwen. Ik heb ze dan ook op niet mis verstande wijze de base afgezet, aangezien dit niet de eerste keer was van deze betrokkenen. Dat ik dat later op mijn bord kreeg moest dan maar, voorlopig kon ik laten zien dat ook zoiets niet werd getolereerd, ook niet van de Militaire Politie.
Tijdens onze tour hebben we naast drukke werkzaamheden ook tijd gemaakt voor wat meer leuke zaken. Zo kreeg ik tijdens SFOR 13 mijn zilveren medaille (24 jaar trouwe dienst) uitgereikt, en dronk daar mijn enige glas alcohol van de hele uitzending. Verder was er het Free Fight Gala, hadden we een gamehok waar met meerderen gelijktijdig tegen elkaar gespeeld kon worden en hebben we ook een compleet compagniesfeest georganiseerd. Tijdens dat feest hadden we een paar dames gecharterd die een kleine striptease uitvoerden op het podium. Allemaal binnen de relatief nette grenzen, natuurlijk. En nooit verborgen gehouden, sterker nog, het stond op de compagnieswebsite die door het thuisfront vaak werd bezocht en in de eerder genoemde Ursus Arctos. Dat een paar weken later het blaadje van de Genie er in Busovaca (bataljonshoofdkwartier) aandacht aan besteedde was voor de Bataljons Commandant aanleiding om de CC en mijzelf à la minute te ontbieden op zijn locatie. Dus een nachtelijke rit over de route Emerald om op ons kloten te krijgen. En weer terug met toch een big smile om de mondhoeken, ondanks de uitbrander van de Overste. Wie nooit iets verkeerds doet, doet waarschijnlijk ook niet zo heel veel goeds…
Naast de regulier SFOR taken (oa OP Harvest waarin we munitie en wapens collecteerden) was er veel tijd en aandacht voor opleiden en trainen, met name onder leiding van de Sm OPCn, waarbij de Fuhrungsverstarkung weer een voordeel was. Zo hebben we iedereen opgeleid op de nieuwe mitrailleur Minimi, die we speciaal daarvoor meegenomen hadden. Ook deden we gevechtsschietoefeningen op groepsniveau, inclusief invliegen met de heli en vuren met alle wapens van de uitgestegen groep. Al met al was het een uitzending die dan misschien niet de meeste spanning met zich mee bracht, op andere manieren heb ik er toch heel veel geleerd. Geleerd van mijn fouten, en geleerd van de manier waarop we met allerlei zaken overweg zijn gegaan.
Terug in Nederland werd het carpoolen van en naar Helmond weer opgepakt. In dit geval met zowel de CC als Johan van der Voort. Dat dit extra werktijd voor ons betekende was wel prima, als wist Johan het op enig moment ook wel weer te relativeren. Of we ook nog eens ergens anders over konden praten, want het ging regelmatig gewoon door waar we op het werk mee stopten.
Of de duvel er mee speelde, ook nu werd het vrij snel na de afronding van de uitzending weer tijd voor een nieuwe uitdaging en dus richtte ik mijn pijlen op de toekomst. Alleen…die uitdaging werd niet datgene dat ik er van had verwacht. Ik had de indruk dat ik meer dan voldoende had geïnvesteerd en met drie uitzendingen in de bovenbouw vond ik eigenlijk dat ik toe was aan, en recht had op, de functie van Bataljonsadjudant. Inmiddels hadden we een systeem van stafadjudanten, en dus een nieuw hoepeltje om doorheen te springen. Sterker nog: De zure adjudanten van DPKL waren vervangen door een compleet systeem in Den Haag en dat systeem vond dat ik eerst nog maar eens een opleidingsfunctie als adjudant moest draaien. Onderofficieren dienden breed ontwikkeld te zijn, en er werd helaas niet gekeken of alle benodigde competenties wel of niet waren ontwikkeld. En zo werd ik slachtoffer van mijn eigen beslissing om 3 functies achtereen bij een parate eenheid te blijven.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!
Leuk om dit te lezen. Nu ook dingen in een ander perspectief gezien als toen ik pax was bij de Charlie “beren” compagnie.
Zeker ook omdat ik de herinneringsboeken van SFOR 13 onlangs heb terug gevonden.
Thx!
Leuk om dingen te lezen waar ik zelf niet meer bij stil stond
Memories komen met de tijd!
Heb ik dat bed geregeld? Wat was ik toch een goed ventje toen, haha! En Johan een logistiekeling? Nooit gedacht…mooi verhaal weer Marijn!
Zeker een goed ventje, nu toch nog?
Mooi verhaal!! Brengt mooie herinneringen terug!
Goede cie met dito driehoek!
Thx!
Grappig om zoveel onwaarheden te lezen. Niet ten nadelen van smits (geweldige vent) maar hij was gewoon manschap kpl toegevoegd door 13gnk en had geen zeggenschap destijds.
V hest als gv’er??
laat me niet lachen .
SVL komt meer in de buurt.
(Seksistische vrouwonvriendelijke lul)
Iedereen heeft zijn eigen waarheid.
In mijn beleving was het een toffe uitzending waarbij de 2 can geen rule was.
De beer gejat werd en het vuurwerk voor oud en nieuw in een mijnenveld belanden of zit ik er naast????
Hallo Stephanie, leuk dat je mijn blog leest! Zoals altijd heeft iedereen zijn eigen herinneringen en beleving. Wat voor de een prima was is voor de ander niet eens uit te leggen… Michael had geen zeggenschap, maar realiseerde wel een hoog-laag bed voor me! En het benkske van van Hest was voor velen een rustpunt, al zag er dat voor jou anders uit. Blijf lekker meelezen en ik hoor graag wat je er van vind. Mocht je dat willen kun je via de redactie ook mijn mail adres krijgen. Grtz Marijn
Erg leuk om dit te lezen.
Leuke herinneringen aan SFOR 13, en als JB.
thx Pieter!!
Wederom een mooi verhaal Marijn. Kijk nu al uit naar je volgende hoofdstuk.
Thx Jack! Blijf meelezen!