Onderofficier en pantserinfanterist in hart en nieren

Werken op een Bataljonsstaf

Terug van uitzending was er inmiddels ook een einde gekomen aan mijn periode bij de A-compagnie. Intern overgeplaatst binnen het bataljon, waarbij niet alleen ik een vinger in de pap had, maar ook de leiding van het bataljon. Blijkbaar wilde niet alleen ikzelf de opgebouwde ervaring borgen en gebruiken voor persoonlijke ontwikkeling, ook de leiding van het bataljon wilde de expertise behouden. Ik ging na de functies als PS, instructeur en OPC bij de bataljonsstaf werken. In het vakgebied waar ik me prima thuis voelde, namelijk bij de Sectie S3 Operatiën. In die tijd bestond een dergelijke sectie slechts uit een sectiehoofd, en de toegevoegd S3, de onderofficier. Kort na mijn komst werd er ook een stafofficier in de rang van kapitein toegevoegd, in het kader van de reeds bekende Führungsverstarkung. Mijn voorganger had een bureautje voor zichzelf alleen, en deed vooral bureauwerk. Ik wilde dat in ieder geval anders aanpakken. En dat kon! Het begon al direct doordat ik aan het einde van mijn uitschepingsverlof, de plunjebaal inpakte en naar oefenterrein Salisbury Plains (UK) afreisde. Midden in de nacht werd ik opgewacht door de Bataljonsadjudant, Louis Vervoort , en in het pikkedonker naar de bataljonscommandopost (BatCP) van 17GFPI gebracht. “Gooi die plunjebaal maar boven op de YPR en bereid de verplaatsing van de BatCP voor, uitvoering vannacht om 03.30 uur, over een route die door de verkenners wordt verkend”. Dat was ongeveer de introductie van mijn nieuwe functie als Toegevoegd S3. Gelukkig kende ik de OPC verkenningspeloton en wist ik zijn GPS route over te zetten naar onze PLGR GPS. Dus verliep de verplaatsing prima, ondanks dat ik daar nog nooit was geweest. Gelukkig wisten we met wat simpele handelingen slimmer te zijn dan de meesten voor mogelijk hadden gehouden. Kennis van nieuwere technieken was ook voor pantserinfanteristen gewoon noodzakelijk geworden.

Terug van oefening bleek dat ik me niet echt thuis voelde in dat bureau alleen, zoals ik al had verwacht. Niet veel dagen later had ik de panelen van de tussenwand verwijderd en kon ik plotseling rechtstreeks zaken doen met de S3. Niet lang daarna werd ik, namens het bataljon, naar een Partnership for Peace oefening gestuurd in Slowakije. Na terugkeer hield ik een presentatie over wat ik daar gezien had, met behulp van een laptop met Windows 3.11, powerpoint en een beamer. Voor die tijd was dit een erg modern middel, wat eigenlijk nog niemand gebruikte. Had de periode in de Opsroom in Obodnik weer iets extra opgeleverd.

Als Stafonderofficier Sie S3 was ik onder andere verantwoordelijk voor de schietvoorraad munitie van het bataljon. Om dit in goede banen te leiden volgde ik de cursus Access en maakte een BBT-proof aanvraag systeem waarbij de compagnieën exact konden zien wat ze nog hadden, en hoe ze dat gedurende het jaar konden verdelen. Dat ging in die tijd zonder wifi of ander netwerk, gewoon met 3,5 inch diskettes.

Al snel bleek dat er binnen de Batalonsstaf prima mensen werkten waar ik graag en veel mee samenwerkte. Samen met Paul Paijens, de toegevoegd S4, vormden we de Sectie S7 (3+4); alles wat ik verzon en niet door de logistiek ondersteund kon worden werd rücksichtsloos van tafel geveegd door Paul. We waren overigens niet alleen actief op het bureau, met name ook in de praktijk van alledag waren we actief. Dat was toch ook wel een voordeel van onze ervaringsopbouw, opgedaan in zowel onderbouw als in de eerste functie in de bovenbouw.  Zo vormden Paul en ik de snelste en beste treinbeladingsploeg. Allebei gewapend met een op maat gemaakt stokje hadden we alleen de chauffeurs nog maar nodig, en de boel stond in no-time perfect op de trein. De Defensie Verkeer en Vervoer Organisatie (DVVO) was verantwoordelijk voor de algemene zaken tijdens treinbeladen, maar de vakbekwaamheid zat toch echt bij de parate eenheid. Soms leidde dat tot wat onenigheid, zoals die keer dat we volgens hen een YPR Berging verkeerd op de wagon hadden gezet. Door de constructie met een drijflichaam aan een zijde staat die namelijk uit het lood. DVVO was overtuigd van hun gelijk en ons advies werd niet opgevolgd.  Onze waarschuwing dat de Deutsche Bundesbahn in Venlo hier iets van zou gaan vinden werd in de wind geslagen. Lastig voor ze, want deze YPR stond middenin, dus er was geen manoeuvreer-ruimte. En natuurlijk vond de Duitser er iets van! Een hele tour om het weer recht te breien, had maar geluisterd naar twee ervaren sergeantmajoors!

Ook in de bataljonsstaf werden wijzigingen doorgevoerd en werden de secties S2 en S3 samengevoegd tot één sectie, de sectie S2/3.  Dat was geen onverdeeld succes, al hadden we er weinig last van. De beide delen bleven hun eigen zaken uitvoeren, onder leiding van Henrie Doreleijers en Marc Jacops. Daarmee hadden we mensen die rechtstreeks van de praktijk kwamen en op die manier dus ook van toegevoegde waarde waren voor het hele bataljon. Bij de Sie S2 werkte Han Reids, die inmiddels had geleerd om ook wat minder lelijk te kijken. Vanuit Oirschot werd er door diverse mensen woonwerk verkeer richting het oosten gedaan dus werd er maar eens gekeken naar de mogelijkheid van carpoolen. Dat lukte eigenlijk prima, zowel met Marc Jacops als met de BataljonsAdjudant (BA), Louis Vervoort. Die moest toch via Helmond, dus dat was zeker goed te doen. En omdat laatstgenoemde ook nog eens mijn voorbeeld was, kon ik elke dag een uur voor en een uur na de normale arbeidsuren ook nog eens verder gevormd worden. Dat de BA op enig moment een bok in de achterbak had liggen, met zijn kop uit een plunjebaal stekend, was dan misschien niet zo vormend, maar wel erg creatief.

Werken binnen de Bataljonsstaf bracht ook het verzorgen van het opwerktraject voor het bataljon met zich mee. We waren aangewezen om met de Bataljonsstaf en 2 van onze compagnieën wederom naar Bosnië op uitzending te gaan, ditmaal als SFOR 5. Minder dan anderhalf jaar na mijn vorige uitzending, dat was best kort op elkaar. Met name thuis werd dit gevoeld. Ik heb op deze manier relatief weinig meegekregen van de jongere jaren van mijn kinderen. Gelukkig werd er door Jacqueline, en de kids zelf, hier nooit een punt van gemaakt. Ik kon natuurlijk mijn opgedane ervaring van de eerste keer prima kwijt in het begeleiden van de eenheden die met ons meegingen. Was ik de eerste keer in Bosnië vooral in de Republika Srbska geweest, deze keer werd het een plek in de Zone Of Separation, in Šišava, boven op het Vlasic gebergte. Daar was de sectie S3, met zijn Bataljons Operationsroom (BatOps), het middelpunt van de actie. Al was die actie natuurlijk in het echt gewoon buiten, bij onze Fuseliers op de grond. Ik leerde hier dat de ‘2 can rule’ er ook heel anders uit kon zien; soms zag ik mensen met twee complete treeën bier de bar uit wandelen! Gelukkig had ik vooraf al het besluit genomen om deze uitzending helemaal geen alcohol te drinken. Toch iets geleerd van het kerstincident!

Gedurende deze uitzending een aantal zeer prettige zaken mogen ondernemen. Vanuit mijn functie had ik vrij regelmatig contact met de Engelsen in Banja Luka. Ik leerde van hen hoe ik een Life Fire eXercise (LFX) op kon zetten voor een grotere eenheid, iets dat we in Nederland op dat moment nog niet deden. Ik vroeg en kreeg toestemming van Henrie om een schietserie te organiseren op schietterrein Manjaca. Voordeel van dit schietterrein was dat het een ‘Free for All’ terrein betrof, waardoor we ons niet, net als op Glamoc, aan de paden hoefden te houden. Door de contacten met de Engelsen wist ik hoe ik voor de verschillende wapensystemen een Mal Onveilig Gebied kon opzetten, om zodoende gelijktijdig eenheden in te kunnen zetten met scherpe munitie, zonder de veiligheid geweld aan te doen. Omdat we dit in Nederland en op de SOB in Bergen tijdens de Opleidings- en Trainingstrajecten nog niet deden (mochten) nodigde ik personeel van het Schiet Advies Team (SAT, later Schiet Instructie Controle Team, SICT) uit om te komen kijken. Van hen kreeg ik ook een aantal radiografisch bestuurde doelen om de oefening nog realistischer te maken. Dat ze er zelf één kapot schoten doordat ze even niet in de gaten hadden dat sneeuw slechts een zichtdekking biedt, mocht de pret niet drukken. Tijdens de LFX werden we ondersteund door de aan het bataljon toegevoegde Luchtdoelartilleristen, waaronder Marcel Janssen, die ik veel later in mijn laatste militaire functie weer tegen ga komen. Zij verzorgden voor ons de complete logistiek, een behoorlijke klus. Verder hadden we erg weinig extra personeel, dus werd de oefening door mijzelf geleid, als chauffeur vanachter de sticks van de YPR, met de Bataljons Adjudant achter de .50 als mijn radioman. De oefening liep zoals verwacht prima, met een eerste actie van de verkenners over de rechterflank. Aansluitend een vuuroverval met antitankraketten (TOW) vanuit de diepte, gevolgd door inzet van een sectie Leopard tanks op links, en een uitwerkingsvuur van de mortieren 120mm op het doel. Kort daarna de bereden aanval van een infanteriepeloton, van collega SMI Corné Brands, uitstijgen in het doel en vervolgens een consolidatie in de diepte. Alles met scherpe munitie, waardoor een heel realistische oefening ontstond. Een actie zoals we hem tegenwoordig veel vaker doen, maar voor die tijd was dit heel uniek. Dat ik deze oefening had verzonnen, voorbereid, geleid, en geëvalueerd was voor SICT later niet voldoende om mij direct een certificaat Hoofd Schiet Instructeur toe te kennen. Terwijl ik ze nota bene zelf had geleerd hoe ze bijvoorbeeld een Mal Onveilig Gebied moesten maken. Dat maakte de samenwerking met SICT er niet altijd eenvoudig op, ik vond er namelijk wel iets van. Het is gelukkig later allemaal goed gekomen.

Helaas voor de eenheid op base Colijnsplaat, zoals Novi Travnik op dat moment heette, werden ze December opgeschrikt door een felle brand, waarbij grote delen van de woonlocaties tot aan de grond afbranden. Goed om te zien dat er in zeer korte tijd door allerlei instanties in Nederland gezorgd werd voor aanvulling van tenten, kachels, kleding, uitrusting en dergelijke. Blijft natuurlijk erg zuur want ook heel veel persoonlijke spullen gingen in vlammen op.

Wonen en werken boven op een berg in de winter had voor- en nadelen. De hardloop route naar relayeerstation R0A was voor mij in ieder geval een prima mogelijkheid om me uit te leven. Ruim 8 kilometer bergop, en vervolgens weer 8 kilometer naar beneden. De loopconditie was goed, het leek wat dat betreft wel een hoogtestage. Ook werd er in die tijd een aanvang genomen met het hernieuwd in bedrijf nemen van de skiliften en werd er zelfs even geskied. Onder leiding van de LO/S werd er ook aan ski-jorring gedaan, op langlauflatten. En er werd zelfs een echte langlauf estafette wedstrijd georganiseerd. Helaas voor mij kreeg ik het stuk naar boven voor mijn kiezen, maar goed, de conditie was zoals gezegd in orde, dus werd er gevlamd. In het voorjaar werd er ook weer de inmiddels traditionele Bridge-to-Bridge-loop georganiseerd, vanaf de Joris Voorhoeve brug in het Ugardal op de weg van Knezevo naar Turbe.

Binnen de bataljonsstaf moest natuurlijk ook gezorgd worden voor voldoende vakbekwaamheid. Zo ging ik met enige regelmaat met de BataljonsCommandoPost (BatCP) naar allerlei uithoeken van onze Area of Responsibility (AOR), bijvoorbeeld een veld naast de voormalig Nederlandse base in Santici. Daar werd dan gecontroleerd of we ook vanuit een dergelijke positie leiding konden blijven geven aan het bataljon. En ook de verbinding naar Nederland moest worden gecontroleerd. In een tijd dat er nog geen volledig gsm-netwerk was, en zeker niet in ons inzetgebied ging dat per SatellietCommunicatie. Dus belde ik ter controle naar Jacqueline in Nederland, wat dan weer een leuk extraatje was. Soms werd er ook daadwerkelijk een externe BatCP uitgebracht, bijvoorbeeld tijdens de actie waarbij het bataljon de buitenring verzorgde bij een instap door Special Forces in Ahmici, waar al een aantal jaar eerder etnische zuiveringen plaats vonden.

In de winterperiode werd ik gewaarschuwd door de pelotonsbase in Obodnik dat de eigenaar van het pand op sterven lag. Toen het zover was kreeg ik gelukkig toestemming van de BataljonsCommandant om de begrafenis bij te wonen. Een vers graf konden we, met de kennis van de eerdere missies wel herkennen, vooral de markante vorm en de manier waarop de bloemen gerangschikt waren was herkenbaar. Maar het bijwonen van een daadwerkelijke begrafenis was toch ook weer een andere ervaring, zeker omdat het een bekende betrof. Best gek ook om te zien dat zijn vrouw me nog herkende en het oprecht fijn vond dat ik erbij kon zijn. Naar aanleiding van de verhalen die ik hoorde heb ik in periode na de begrafenis een aantal financiële zaken recht kunnen breien voor mevrouw Milenko. Zo werd er bijvoorbeeld de telefoonrekening van de base niet meer rechtstreeks aan de eigenaar betaald omdat die er ‘iets’ aan verdiende. En dat ze er iets aan verdienden dat klopte, was trouwens al vanaf het begin bekend. Dat er vervolgens, om het hen niet te gunnen, het viervoudige betaald moest worden aan de telefoonmaatschappij in Kotor Varos hadden men even niet in de smiezen. Teruggedraaid dus!

In het vroege voorjaar werd door de internationale NAVO troepen luchtaanvallen op Kosovo uitgevoerd, waardoor de spanningen weer enigszins opliepen. Ik ging op de vooravond van deze luchtaanvallen op verlof, maar wist vanwege de ‘insight-information’ al dat we niet vanuit Split zouden kunnen vliegen. Na de ‘normale’ busreis van Turbe naar PODpel in Split werd duidelijk dat we door moesten naar een andere vlieghaven. Genoemd werd onder andere Maribor in Slovenie, maar tijdens de rit werden we alsnog geïnformeerd dat we via Zagreb vlogen. Ik geloof dat we daar een toptijd inchecken hebben gehaald. In minder dan geen tijd waren we de bus uit, spullen eronderuit en via de controle in de looppas naar de vliegtuigtrap. Na een nachtje in een minder comfortabele touringcar toch weer een mooie prestatie, met natuurlijk het verlof als prijs.

Als bataljonsstaf waren we op enig moment zo goed dat we zelfs in staat waren om meerdere acties gelijktijdig uit te voeren. Zo was het bataljon druk met een opdracht voor Commandant SFOR om op een aantal sites, waaronder de Vitezit fabriek in Novi Travnik, te controleren. Daarbij was een groot deel van de staf betrokken, vooral ook omdat het op meerdere locaties gelijktijdig speelde. Om extra druk te zetten werd gelijktijdig een actie voorbereid om de Logistika Basa in Stojckovici leeg te halen. Het besluitvormingsproces werd uitgevoerd door een de ploeg die nog in Šišava aanwezig was. Daarbij met name ook een aantal onderofficieren die lieten zien dat we ook in dat soort omstandigheden ons mannetje staan.

Terug in Nederland werd duidelijk dat er voor Defensie niet alleen maar goede tijden bestonden. Zo werd er weliswaar een nieuw bataljon (her)opgericht, maar dit ging wel ten koste van onze Charlie Pluto Compagnie. Dat nauwelijks een jaar later deze compagnie weer opnieuw leven werd ingeblazen was voor mij persoonlijk wel een positief verhaal, maar daarover later.

Voor onze Alfa Tijger compagnie werd er vrij plotseling besloten om ingezet te worden in Kosovo bij KFOR2. Zij waren voorbestemd om de beveiliging van projecten van het Geniehulpbataljon te verzorgen. Om het personeel van de compagnie zo min mogelijk te belasten tijdens de zeer korte voorbereidingstijd ging ik als Sectie S3 vertegenwoordiger op verkenning naar Canuba Hill in Prizren en de overige locaties die mogelijk voor de inzet van belang waren. Tijdens deze verkenning werd ik voor de eerste keer geconfronteerd met de daadwerkelijke verschrikkingen van massagraven, die door de troepen van KFOR1 werden opengemaakt. Als ik al dacht veel meegemaakt te hebben was dit toch wel weer een extra ervaring, en dat terwijl ik alleen maar even op verkenning was.

De ervaringen die ik tot zo ver in de Bovenbouw had opgedaan waren meer dan alleen maar vaardigheden. Met name een aantal competenties werden aangescherpt of zelfs voor het eerst opgedaan. Analyseren, Plannen, Organiseren en Visie waren eigenlijk wel wat nieuw voor me, en werden bijna als vanzelf ontwikkeld. Creatief, Durf en Initiatief bleven van belang. Resultaatgericht, Stressbestendig en Verantwoordelijk waren voor mijn gevoel al zo ver ontwikkeld dat daar weinig meer aan te doen was. Duidelijk werd dat pro-actief zijn met name voordelen met zich mee bracht, al leverde het ook wel extra werkzaamheden op. Begeleiding van collega onderofficieren was voor mij de normaalste zaak van de wereld, daar had ik geen begeleidingsboom voor nodig. Maar door het actief begeleiden werd wel duidelijk dat niet iedereen datzelfde beeld had. Begeleiding en vorming waren onlosmakelijk, net als traditie beleving. In mijn beleving had ik extra ervaring op mogen doen, als gevolg van de genoemde Führungsverstarkung. Aan de andere kant bleef het gevoel dat ik in het oude systeem al lang CompagniesSergeantMajoor zou zijn geweest. Dat gevoel maakt dat ik bij de volgende keuze misschien meer mijn hart heb gevolgd dan de rede. Normaal gesproken was het verstandig om na twee functies bij één bataljon iets compleet anders te gaan doen. Per slot van rekening was ik opgegroeid in een systeem wat twee parate functies gevolgd door één schoolfunctie als basis had. Toch liep het, mijn hart volgend, voor mij dus anders.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *